Met gevaar voor eigen leven

Autobiografische geschriften kunnen snel tenenkrommend worden. De schrijver die er maar voetstoots vanuit gaat dat de particuliere vertelling voor om het even wie interessant is. Onverdraaglijke borstklopperij, vaak zeurderig navelgestaar. Tegelijkertijd zijn er boeken die juist beklijven doordat schrijvers dichtbij zichzelf zijn gebleven. Zij verstaan de kunst om de persoonlijke emoties achter de woorden schuil te laten gaan, veralgemeniseren en intensiveren de beleving door een duidelijke vormkeuze en door de (doorgaans laconieke, onsentimentele) stijl.

Sara van der Kooi is vierentwintig wanneer bij haar de diagnose multiple sclerose wordt gesteld. Op dat moment is ze een zeer actieve studente psychologie, die dol is op voetballen, die met veel plezier in een Ierse pub in Amsterdam werkt en viool en een traditioneel Iers instrument bespeelt. De vage klachten die ze voorheen had, zijn nu benoemd met twee letters. ‘Ik heb MS.’ Hetgeen voor de afwezige oren van de buitenwereld vaak klinkt als: ‘Ik heb een mes.’ Het werkelijk snijdende karakter van deze ziekte is de progressie. De pillen die er zijn werken hoogstens remmend, een geneesmiddel is er niet. Men moet zich steeds een nieuwe werkelijkheid vertrouwd maken.

Sara besluit om te gaan schrijven, om in elk geval geestelijk overeind te blijven. Ze heeft het op een verfrissende manier vastgelegd in Hersenvlekken, een relaas in strak afgebakende items, in Zeer Korte Verhalen. Van der Kooi is taalgevoelig en dat komt juist in deze door het leven zelf klaargelegde teksten goed van pas, goed naar voren. Ze is deze geschriften ongetwijfeld niet vanuit literair aspiraties begonnen, maar juist deze duidelijke vormkeuze en haar ongekunsteldheid met betrekking tot de taal, zorgen ervoor dat deze teksten wel degelijk van literaire waarde zijn. Wanneer een taalgrap dreigt – alles loopt op rolletjes – weet ze die met een bijzinnetje net te kantelen, op te waarderen.

De stukjes zijn sterk in broosheid. Ontroeren door hun eerlijkheid, de kracht van de verschuivende beleving van de werkelijkheid. De gezonde mens neemt te veel als vanzelfsprekend aan. Van der Kooi doet dat de lezer met fijne details voelen. Zij moet er op toezien hoe ze een hand zo ver krijgt dat er een kopje wordt vastgepakt. Ze legt de strijd die zich binnenin haar afspeelt met veel gevoel voor humor en taal vast. Een strijd die geheel buiten haar wezen omgaat. De tekst in zijn geheel is zo krachtig omdat er geen zelfmedelijden uit spreekt. Je kunt daarnaast wel mededogen hebben met het haperende lichaam. Deze duidelijke ‘tweedeling’ tilt het boek naar een hoger niveau. Van der Kooi heeft van zichzelf een personage gemaakt.

En waarom zou deze Sara bij de pakken neer gaan zitten. Zij heeft plannen, wil nog van alles in haar leven realiseren. Het wrange van de situatie is dat er geen einde in zicht is. (Behalve het onvermijdelijke, maar dat is nog niet aan de orde, al dwalen de gedachten bij weer een tegenslag weleens in die richting af.) Waar is het dieptepunt, wanneer is het laagste punt in het dal bereikt van waaruit aan de beklimming van de berg begonnen kan worden? Sara stelt terecht: ‘Je zult ongewoon gewoon moeten doorgaan.’ Tussen de regels door geeft Van der Kooi een mooi licht-cynisch doorkijkje op de verpieterde zorg.

Sara heeft in haar rolstoel tussen haar lippen een bekertje heet water meegenomen naar haar kamer in het revalidatiecentrum op de Overtoom, omdat ze de verpleging na wat incidentjes niet wil, nauwelijks durft, lastig te vallen. Het gaat mis wanneer ze het bekertje in een reflex loslaat.

Ik begrijp dat dit mijn huid niet koud laat. […] Als ik de broek uittrek zie ik een grote blaar. Ik kijk ernaar, de pijn voelt ergens fijn, het zal even duren maar deze schade komt tenminste goed.

Dit is laconiek en gaat daarom door merg en been. Van der Kooi psychologiseert niet, ze observeert nauwkeurig en geeft weer. Haar eigen rollende soortgenoten en de tweebenigen. De mensen met sta-functie. Ze gaat met haar ergotherapeut de stad in om drempeltjes te oefenen. Wanneer een bandje moet worden opgepompt, vraagt de fietsenmaker waarom ze in een rolstoel zit en of ze ooit heeft kunnen lopen. Een onwaarschijnlijk botte opmerking van de man, doelend op de ergotherapeut achter de rolstoel: ‘O, dus die had je daarvoor al.’

Het had allemaal best nog ietwat strakker gekund. Er zitten wat kleine herhalingen van zetten in, af en toe sluipt er een miniem vleugje aan sentimentaliteit in. Maar juist deze literaire onvolkomenheden horen ergens bij dit voor de gezonde en de door ziekte gekwelde mens noodzakelijke boek. Een moedig, hoopvol relaas in heldere poëtica met ‘gevaar voor eigen leven’ opgetekend. En zo hoort het wanneer men autobio bedrijft. Het therapeutisch karakter is daarnaast voor Van der Kooi mooi meegenomen.

Guus Bauer

Sara van der Kooi – Hersenvlekken. Hoogland & Van Klaveren, Hoorn. 134 blz. € 14,50.

(foto, screenprint YouTube)