De onderwereld komt naar boven

Onlangs verscheen het zeventiende deel van de Volledige werken van Willem Frederik Hermans. In dezelfde reeks werd al eerder al het proza van Hermans uitgebracht, waarvan het postuum verschenen Ruisend gruis in deel 6. Over dit korte maar krachtige verhaal werd destijds (1995) veel gevonden: zijn laatste werk zou volgens vele recensenten achterblijven bij de rest van Hermans oeuvre.

Mijn eerste kennismaking met Hermans had plaats in Onder professoren, waarin Hermans op satirische wijze weergeeft hoe onderlinge strijd en afgunst de sfeer bepalen op een universiteit. Op het eerste gezicht lijkt Ruisend gruis eenzelfde kant op te rollen, want de daarin recent verhuisde professor Fahrenkrog – werkzaam aan dezelfde universiteit van Groningen – is volgens de verteller ‘menigmaal […] veel briljanter dan zijn collega’s, wat zij heel goed beseften, zij het met afgunst en spijt.’

In Ruisend gruis echter maken we aan de hand van een geologisch erg bijzonder voorval kennis met de metafoor voor de scheidslijn tussen orde en chaos in plaats van met de universitaire atmosfeer. Om de barometer op te hangen – het eerste dat Fahrenkrog altijd doet als hij een nieuwe woning betrekt – boort de professor een gaatje in de muur, waaruit een eindeloze stroom gruis ontspringt. Welk materiaal het precies is blijft wat onduidelijk, maar het ‘sandwichhuis’ loopt vol en stort uiteen en even verderop botst de hogesnelheidstrein op een trein vol kinderen uit Oostbloklanden. Die trein was op onverklaarbare wijze tot stilstand gekomen en hulde zich in stank en gele damp.

de onderwereld komt naar boven. Het wordt allemaal veroorzaakt doordat de aardgaswinning de bodem heeft verzwakt, gelooft u mij maar.

Of Hermans hier daadwerkelijk (slechts) de aardgaswinning aan de kaak wilde stellen is de vraag. Veel meer nog ligt dit onwaarschijnlijke rampscenario ten grondslag aan zijn terugkerende vraag naar waar orde in chaos omslaat. Door één gaatje in vacuümverpakte koffie te prikken verwordt de massa tot een weerloos gruis: door slechts één voorval kan je houvast in het leven vervallen. Gedachtes over het gruis en beschrijvingen van het leven van de professor en diens dochter Lievestro laten zien dat Fahrenkrog – net als ieder ander mens – zoekt naar wat het leven waarde geeft. Een barometer aan de muur. Een handplant voor Lievestro.

Langs tal van metaforen leidt Hermans zijn lezer zonder onbegrijpelijk of langdradig te worden naar het inzicht dat iedereen zoekt naar identiteit, maar steeds opnieuw mislukking zal kennen. Ook in De donkere kamer van Damokles draait alles om het vinden van identiteit en erkenning voor die persoonlijke waarde. De jonge geoloog Alfred uit Nooit meer slapen zoekt zingeving in Noorwegen, maar omdat de groep waar hij mee reist en de omstandigheden hem tegenstaan keert hij onverrichter zaken terug.

Zodoende lijkt Ruisend gruis in een belangrijk opzicht het oeuvre van Hermans juist te onderstrepen. Dat het boek niet alle lof ontving heeft vermoedelijk te maken met de vaak complexe en goed uitgewerkte verhaallijnen in eerder proza van Hermans. In Ruisend gruis blijft die coherentie enigszins uit, hoewel het slotakkoord niet het minste is en dit metaforische laatste werk wat mij betreft beslist de moeite waard maakt om het deze zomer opnieuw aan te bevelen.

Ivanka de Ruijter

Willem Frederik Hermans – Ruisend gruis. De Bezige Bij, Amsterdam, 1995, 109 blz. Niet meer leverbaar. Verkrijgbaar in: Willem Frederik Hermans – Volledige Werken 6. De Bezige Bij, Amsterdam, 2016, 704 blz. €35.