Niet zien wat een ander ziet

Bij Noah wordt al op vroege leeftijd ontdekt dat hij lijdt aan achromatopsie, een vorm van kleurenblindheid die alle kleuren terugbrengt tot een variant tussen zwart en wit. ‘Zijn zicht liet zich volgens de arts nog het best vergelijken met een televisie uit de vroege jaren veertig.’ Het is natuurlijk de vraag hoeveel mensen tijdens de oorlog over een televisie konden beschikken in Vlaanderen waar ze pas in de jaren vijftig echt met uitzenden van tv-programma’s begonnen. Als je de roman En toen werd het zwart van Yannick Ottoy uit hebt, keer je terug bij de dokter die ooit de ziekte benoemde en dan weet je ook dat die kleurenblindheid geen wezenlijke rol speelt in het verhaal, alleen maar een symbolische. Is het erg dat Noah niet kan zien wat de rest kan zien? De arts:

Ik wil niemand bruuskeren. Maar ik zal ook nooit zien wat Noah ziet. Ik kan daar een idee over hebben, maar daar stopt het. Zelfs met alle talen ter wereld kunnen we dat nooit aan elkaar uitgelegd krijgen. Zulke dingen beleven we elk voor onszelf.

Dat lijkt ook de grondgedachte zijn achter de hele roman. Je zult nooit achter de beweegredenen van een ander komen. In En toen werd het zwart volg je het verhaal van Noah en Alizée, een meisje dat met een deel van haar familie net op tijd uit Rwanda is gevlucht, vlak voordat de genocide plaatsvond. De Vlaamse jongen is verhuisd naar een nieuw dorp en Alizée, net als hij een nieuweling op de basisschool, wordt een van de weinigen met wie hij omgaat. De roman neemt een grote sprong voorwaarts als ze elkaar aan het eind van het voortgezet onderwijs opnieuw tegenkomen. De vriendschap wordt liefde, al komt die alleen van de kant van Noah, en duurt het lang voordat de discrepantie tussen liefde en vriendschap uitgesproken wordt. ‘Vol liefde ontnam ze hem de hoop, maar niet het verlangen.’
De nadruk van het verhaal ligt dus op de onkenbaarheid van de ander. De situatie van in Rwanda wordt niet uitgebreid beschreven en het leven van een vluchtelinggezin in Vlaanderen bezien we vooral via de ontmoetingen van Noah met Alizée.

Wat ik problematisch aan de roman vind is de nadrukkelijk aanwezige alwetende verteller. Die is gezien het verhaalverloop noodzakelijk, maar zijn commentaren zijn nogal wijdlopig en soms ook clichématig. Je denkt iets te vaak: tegeltje.

De domste details blijven een leven lang hangen, terwijl ingrijpende gebeurtenissen hun scherpte al na enkele seconden hebben verloren.

Aantrekking is het grootst wanneer ze niet meteen wordt beantwoord.

Die verteller is trouwens een man;

Naar het schijnt veranderen vrouwen nooit zomaar van kapsel.

En soms is zijn woordkeus ronduit lelijk.

Veronderstellen dat de tijd niet lineair maar cyclisch verloopt, is fout, maar tegelijk interessant, omdat zo’n premisse impliceert dat iedere kans of keuze een gevoel van déja vu kan oproepen, waarbij men weliswaar niet de consequenties van iedere optie kent, maar toch weet welke de gevolgen waren van de beslissing die men eens heeft genomen, en er zo een seriële afweging ontstaat tussen datgene waar men op mag hopen, de kans, en datgene waar men van moet uitgaan, het feit.

Die zinnen ontsieren de roman nogal, terwijl er ook genoeg zinnen tegenover staan die bewijzen dat Ottoy wel kan schrijven:

De gebouwen waarin de school was ondergebracht, werden overeind gehouden met evangelische deugden zoals armoede en soberheid.

Je blijft als lezer achter met het idee dat er meer uit En toen werd het zwart gehaald had kunnen worden.

Coen Peppelenbos

Yannick Ottoy – En toen werd het zwart. Manteau, Antwerpen. 234 blz. € 19,99.