Gevangen tussen vuur en water; gescheiden kinderen

Wereldbekend werd de foto van het overleden vluchtelingenkindje, op het strand van Bodrum. Zijn rode shirtje, blauwe broekje en stoere schoentjes staan bij menig wereldbewoner op zijn netvlies gebrand. De foto sprak boekdelen: we mogen onze ogen niet sluiten voor het probleem. We mogen onze ogen niet sluiten voor vluchtelingen. Angst voor het onbekende zorgt bij veel mensen echter voor een sceptische, zo niet negatieve, houding tegenover de duizenden mannen en vrouwen die overzee komen om een nieuw bestaan op te bouwen. Ellie van den Bos beschrijft in Ik noem je Blue het verhaal van Mady, een vluchteling die samen met zijn moeder naar Italië trok. Wellicht geeft haar YA-verhaal een beetje inzicht in de andere wereld?

De Nederlandse Sanne is met haar vader Evert op vakantie in Italië. Haar ouders zijn gescheiden en ze woont bij haar moeder. Lang is ze dat echter niet meer van plan. In Italië wil haar vader van alles doen, maar het liefste trekt Sanne er alleen op uit. Terwijl haar vader gaat duiken, gaat Sanne naar de haven. Daar ziet ze hoe Giuseppe zijn boot aanmeert en een ambulance laat komen. Hij heeft diverse vluchtelingen op zijn boot. Een vrouw wordt afgevoerd en een jonge jongen blijft achter. Geprikkeld door zijn bestaan en zijn verhaal gaat Sanne achter hem aan. Ze probeert koste wat het kost met Mady in contact te komen, om zijn verhaal en zijn geschiedenis te ontdekken.

Tegelijkertijd leest de lezer mee met Mady. Vanuit zijn ogen bekijkt hij het eiland van Italië en krijgt hij een beetje zicht op het leven van een vluchteling. Vanaf het moment dat hij voet aan wal zet, lijkt hij voor zichzelf te moeten zorgen. Een brand in het vluchtelingenkamp zorgt ervoor dat hij als een vogel zo vrij over het eiland kan zwerven. Echter, hij heeft één doel voor ogen: zijn moeder zoeken: ‘Ik moest voor haar zorgen. Ik heb het vader beloofd.’

In de basis is Ik noem je Blue interessant. Van den Bos behandelt een actueel en zeer zeker belangrijk onderwerp. Ze maakt het onderwerp aantrekkelijk voor jongeren en zorgt er zo voor dat een bijna niet te begrijpen onderwerp misschien begrijpelijk wordt. Bovendien creëert ze met de twee verschillende perspectieven, het van Sanne en het van Mady, een open blik. Niet alleen de kant van Mady wordt getoond, ook de angsten van de Westerlingen en de eventuele woede krijgt een plaatsje in het verhaal. Sanne vormt hierin de tussenpersoon. Zonder vooroordelen gaat zij op onderzoek uit en probeert ze te achterhalen waarom de mensen naar Italië komen en wat hun verhalen zijn. Haar personage is open, eerlijk en positief. Ze vertolkt de wellicht gewenste kant.

Het verhaal zelf is spannend opgebouwd. Vrijwel in het begin zorgt Van den Bos ervoor dat de lezer geprikkeld wordt: Sannes moeder heeft een geheim en Sanne zal dit vertellen op het eiland. Tegelijkertijd zorgt het perspectief van Mady ook voor spanning. Zijn vlucht op het eiland, zijn leven op een plek waar hij niet geaccepteerd wordt, maakt de lezer nieuwsgierig: hoe loopt dit af? Passages over hem zijn bij vlagen avontuurlijk, zo niet spannend. Interessant is daarbij de verwerking van de actuele discussies over het vluchtelingenbeleid: ‘Je geeft ze onderdak en dan laten ze je eiland ontploffen.’ ‘Stank voor dank.’

Toch is Ik noem je Blue niet geheel wat het misschien had kunnen zijn. In het begin van het boek krijgt Mady slechts weinig aandacht. Als lezer snak je naar zijn achtergrond. Helaas moet je lang wachten voor er een beetje honger gestild wordt; Sanne overheerst. Pas in het tweede en derde deel van het verhaal floreert Mady. Een beetje dan. De diepgang die je hoopt te verkrijgen, zijn volledige verhaal, blijft uit. Tegelijkertijd is ook Sanne vrij vlak uitgewerkt. Haar nieuwsgierige aard en haar doorzettingsvermogen versterken het verhaal, maar haar ondoordachte houding en haar neiging veel te snel te concluderen verzwakt het tegelijkertijd. Als lezer doorzie je veel meer dan zij en dat maakt haar af en toe ongeloofwaardig. Bovendien haalt Van den Bos problematiek aan die niet aangehaald zou moeten worden. Naast het verhaal over Mady en zijn vlucht loopt het verhaal over de scheiding van Sannes ouders. Van den Bos maakt de lezer meerdere malen nieuwsgierig naar de verloop van dit lijntje, maar verzaakt in het brengen van een echt goede uitwerking. Het lijkt soms een opvulling van iets wat niet opgevuld had hoeven worden.

Ook op stilistisch gebied wankelt Ik noem je Blue bij vlagen. Grootste punt van discussie lijkt daarbij het gebruik van de buitenlandse woorden in de Nederlandse zinnen. Sanne is de Franse taal goed machtig, zo zegt ze zelf (een soort tweede moedertaal). Op talloze plaatsen gebruikt Van den Bos buitenlandse woorden om te benadrukken dat Sanne niet in Nederland is. Helaas is ze daarbij inconsequent. Waar sommige dialogen overheerst worden door buitenlandse woorden en hun vertaling, ‘Zijn moeder is op een brancard, barella, weggevoerd,’ blijven ze in andere dialogen uit. Zo ontstaat een voor de lezer rommelig beeld. Dit wordt versterkt door het feit dat het ene woord wel vertaald wordt in het Nederlands en het andere woord niet. Merde. Het geeft het verder nette Ik noem je Blue het rommelige effect mee dat niet had gehoeven.

Marloes Otten

Ellie van den Bos – Ik noem je Blue. Elikser, Leeuwarden. 228 blz. € 16,50.