Oorlog tussen schrijver en uitgever

Zelfs in de dood zijn ze onverenigbaar: Willem Frederik Hermans en Geert van Oorschot. In 2003 verschenen de brieven van Van Oorschot aan Hermans. Diens erfgenamen gaven geen toestemming om Hermans’ aandeel in de correspondentie in één en dezelfde editie op te nemen. De brieven van Hermans verschenen nu als zelfstandige uitgave, net als die van Van Oorschot bezorgd door Nop Maas.

Van Oorschot en Hermans schreven elkaar van 1949 tot 1961 met zekere regelmaat. Hermans’ brief van 5 januari 1961 is nummer 164. Is de aanhef tot dan toe ‘Beste Geert’, eind 1962 is het ‘M.H.’ geworden. Ondertekend wordt dan niet meer met ‘Wim’, maar met ‘W.F. Hermans’.

De relatie schrijver-uitgever – door Van Oorschot het liefst als vriendschap gezien, Hermans had er een zakelijker begrip van – ontaardde in een totale oorlog. Daarvan is de zoon van de uitgever, die de zaak voortzet, een tweede-generatie-slachtoffer als de schrijver weigert in te gaan op diens toenaderingspogingen na het overlijden van Geert van Oorschot (1987).

In Je vriendschap is werkelijk onbetaalbaar botsen twee karakters die beiden in belangrijke mate de Nederlandse na-oorlogse literatuur hebben vormgegeven. Van Oorschot is een bombastische uitgever die zijn eigen ondoorgrondelijke weg gaat en moeilijk aan zijn verplichtingen te houden is. Hij gedraagt zich ten opzichte van zijn schrijver, een pietje precies, als een olifant in de porseleinkast. In 1951 schrijft Hermans nog met gevoel voor superieure ironie:

‘Ik geloof wel dat je vacantie je veel goed gedaan heeft. Jammer evenwel, dat je geheugen er niet beter door geworden is.’

In datzelfde jaar oordeelt Hermans:

‘Ik geloof dat je het altijd wel goed bedoelt, maar je hebt helaas van tijd tot tijd last van aanvallen van pathologische krenterigheid, die iemand die je niet beter kende, de stuipen op het lijf zou jagen.’

Op 18 april 1951 schrijft ‘Wim’ aan ‘Beste Geert’: ‘Onlangs merkte je op dat mijn correspondentie zo alleen maar zakelijk was.’ Het is de eerste zin van een brief die ‘tot het strikt onzakelijke beperkt zal blijven,’ belooft Hermans, maar toch gaat ook dit schrijven bijna uitsluitend over geld. Hermans kan het gewoon niet laten. Misschien werd Van Oorschot daar kribbiger van dan hij zelf wel wilde. Als hij meldt dat De tranen der acacia’s is uitverkocht, toont Hermans zich verheugd, maar in één moeite door schrijft hij:

‘Wel is het jammer dat je het besluit tot een herdruk nog niet genomen hebt, aangezien je je in art. 2 van het contract verplicht hebt daarin een beslissing te nemen, zodra de voorraad tot op honderd exemplaren is geslonken.’

Het leeftijdverschil zal ook een rol hebben gespeeld: Van Oorschot was twaalf jaar ouder dan
Hermans die op 1 september 1951 dertig jaar werd. Het zijn de jaren waarin werken als de roman Ik heb altijd gelijk, de novelle Het behouden huis en de verhalenbundel Paranoia verschijnen, en waarin Hermans zich het middelpunt weet van schandalen die hem de lust tot verder schrijven benemen. Met tegenzin werkt hij aan De donkere kamer van Damokles. In die tijd verhuist hij naar Groningen. ‘Als je hier lang blijft, ga je dood,’ zegt zijn vrouw: uiteindelijk vertrekken ze pas twintig jaar later naar Parijs.

Het is kenmerkend voor Willem Frederik Hermans dat hij zich zijn hele leven tegengewerkt voelde (zelfs door het leven zelf: zijn eerste kind werd dood geboren). Zijn achterdochtigheid, om niet te zeggen: paranoia, maakte het hem moeilijk om anderen te vertrouwen. Wie desondanks zijn vertrouwen genoot, liep op eieren – niets voor Geert van Oorschot. Dat hij zich de toorn van Hermans op de hals haalde, lag al in de kiem van hun relatie besloten.

Het is buitengewoon jammer dat de oorlogsomstandigheden verhinderden dat de volledige correspondentie in één uitgave verscheen. Nop Maas had nu zijn handen vol aan het parafraseren van de ontbrekende brieven van Hermans in het boek van Van Oorschot en andersom. Dat hij met beide edities een belangrijk stuk literatuurgeschiedenis heeft blootgelegd, is een ding dat zeker is.

Frank van Dijl

Willem Frederik Hermans – Je vriendschap is werkelijk onbetaalbaar. Brieven aan Geert van Oorschot. De Bezige Bij.

Deze recensie (****) verscheen eerder in Algemeen Dagblad, 18 december 2004.