Naming and shaming

Vorige week werd bekend dat redacteur Jelte Nieuwenhuis van Atlas Contact op non-actief is gesteld na een column in de Volkskrant van Sarah Sluimer. De redacteur was zeer actief op Twitter en verkondigde daar zijn afkeer van de op seks beluste filmproducent Harvey Weinstein. Raar, vond Sluimer. ‘Het schuurt dat er zoveel verhalen over jou en onwillige vrouwen in nachttreinen en op dansvloeren de ronde doen. Het schuurt dat ik ooit met je werkte en me toen regelmatig ongemakkelijk voelde bij de toon van je nachtelijke sms’jes en ellenlange mails.’ Ze kreeg bijval van veel vrouwelijke collega’s. In de kranten verschenen berichten waarin zijn naam niet werd genoemd, op GeenStijl en op Twitter werd zijn naam wel genoemd. Naar aanleiding daarvan noemde ik zijn naam op op dit blog. Ik vond het vreemd dat iedereen wist over wie het ging, maar dat de media en de literaire wereld net deden of dat niet zo was. Op Twitter werd er openlijk over Nieuwenhuis gepraat met soms nogal insinuerende discussies.

Ik weet niet of ik er goed aan gedaan heb om de redacteur bij de naam te noemen. Bij echte beroemde mensen met mediamacht (zoals Bill Cosby, de inmiddels overleden Fox News-baas Roger Ailes, Fox News-programmamaker Bill O’Reilly) vind ik het niet erg dat ze aan de schandpaal genageld worden, maar bij een redacteur van een literaire uitgeverij? In NRC Handelsblad trok de redacteur het boetekleed aan: ‘Ik besef dat ik fouten heb gemaakt en betreur het zeer dat mensen zich door mijn gedrag gekwetst voelen. […] Ik wil vooropstellen dat er nooit sprake is geweest van ongepast fysiek contact. Evenmin heb ik doelbewust misbruik gemaakt van mijn positie.’ Dat lijkt me een goede eerste reactie, alleen is hij niet degene die kan vaststellen of iets ongepast is. Een arm om iemand heen slaan kan een onschuldige handeling zijn voor de een en voor de ander juist een te intieme, zelfs intimiderende actie. Hetzelfde geldt voor nachtelijke berichtjes. De enigen die kunnen zeggen of iets ongepast is, dat zijn de vrouwen die daarbij betrokken zijn. Een redacteur bij een belangrijke literaire uitgeverij heeft een machtspositie in de ratrace der letteren en moet zich daar altijd bewust van zijn.

Mijn grootste probleem van mijn naming and shaming is echter dat ik denk dat deze redacteur slechts een kleine vis is. Grote vissen met te veel macht ontsnappen altijd. Of worden president van de Verenigde Staten. Er gaan ook wel verhalen rond over uitgevers, over succesvolle schrijvers die hun macht en roem gebruiken om seksueel te scoren. Zolang mannen of vrouwen daar vrijwillig op in gaan, is er niets aan de hand. Seks kan ook een manier zijn om je doel te bereiken als jonge auteur. Je moet niet naar een wereld toe waarin niemand meer iets durft te proberen. Degene die macht heeft, moet echter twee keer nadenken voordat hij iets doet. Ik heb in de afgelopen weken echter genoeg verhalen gehoord waarbij mensen met literaire macht verregaand onnadenkend zijn geweest. Dat gaat van ongevraagde handtastelijkheden tot handelingen die veel verder gaan. Het hoort een beetje bij de losse festivalcultuur die rond literatuur hangt. Het zwijgen dat volgt op ongewenste intimiteiten is van alle werelden. De #metoo-golf was kort en hevig en de slachtoffers die genoeg moed of woede hadden verzameld, hebben hun verhaal verteld. Ik weet alleen al door de verhalen die ik zelf gehoord heb, dat er nog ontzettend veel niet is gezegd en dat #metoo in de literaire wereld niet zal stoppen door het op non-actief zetten van slechts één redacteur.

Coen Peppelenbos

Deze column verscheen eerder in een sterk andere vorm in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 28 oktober 2017.