Een interview door redacteur Marieke de Groot, die presentator en beginnend schrijver Cesar Majorana’s verhaal ‘Buikpijn’ redigeerde. De eerste versie van dit verhaal is een tegenprestatie bij de crowdfunding van Tijdschrift Ei. Een eerste versie mét redactiecommentaar. Lees er hier meer over. In dit interview gaat Cesar hier dieper op in, praat over presenteren vs. schrijven, de romantiek van tijdschriften, hoe redactie helpt bij de ontwikkeling van zijn schrijven, over taal in het algemeen, Seth Gaaikema en over eten.

Marieke: Cesar, je bent bezig je te ontwikkelen op verschillende vlakken tegelijkertijd. Zoals gezegd spelen woorden daar een belangrijk rol in, maar merk je ook een direct verband tussen het presenteren en je schrijven? Beïnvloedt het elkaar?
Cesar: Ik heb er nooit zo direct in die relatie over nagedacht. Het voelt heel erg alsof je goed kan taarten bakken, maar ook lekker kan koken. Taartenbakken heeft te maken met temperatuur en goede verhoudingen, en lekker koken heeft gewoon te maken met een goede smaak. Voor mij is schrijven toch wel meer lekker koken. dat ik een bepaalde smaak terug wil zien; een bepaald gerecht op een bepaalde manier wil maken. Hoe ik schrijf en de dingen die ik schrijf zie ik ook niet heel erg terug in Nederland op schrijfgebied, dus voelt ook alsof ik met interessante gerechten bezig ben. Terwijl wanneer ik taarten bak wil ik gewoon een heel erg lekkere cheesecake hebben. Dan wil ik gewoon een verhaal dat eenvoudig is op de mooiste manier vertellen. En dat is wel iets gedoseerder en preciezer, en dan werk ik met een regisseur en vaak een script, het is ook wat verfijnder in die zin ja. Maar daardoor ook minder pittig of sauzig, als ik dat zo mag zeggen in deze metafoor.
Als ik presenteer is het doel niet per se dat ik laat zien hoe leuk Cesar is, of dat ik een bepaald gevoel heel groots uit kan drukken, maar juist om informatie te doseren. Dat komt deels natuurlijk wel terug in verhalen, dan ben ik veel meer bezig met het gewicht van bepaalde woorden, dan voel ik ook echt wel dat iets er met heel veel zwaarte ligt. Dus dan is die focus ineens anders, ik merk ook dat dat alleen voor schrijven zo is. Soms lees ik in een interview iets wat ik heb gezegd terug en dan pas als ik het geschreven zie valt het gewicht van het woord ineens op.

Marieke: Het klinkt ook alsof je het schrijven eenzamer vindt dan presenteren. Helpt de redactionele begeleiding die je krijgt daarbij, is die belangrijk?
Cesar: Dat belang is eindeloos natuurlijk. Als jonge schrijver is je werk zo broos en kwetsbaar, met alle opmerkingen die je naar je toe krijgt; het voelt net alsof je geen huid hebt, alsof alle zenuwen zo open op tafel liggen als je net iets hebt geschreven. Het is dan heel fijn om een plek te hebben, een soort van veilige kweekvijver, of poel waarin je de veiligheid hebt dat je weet dat iemand naar je verhaal gaat kijken, in acht nemend dat je jong, dat je bezig, dat je nog aan het knoeien bent. Je gewoon wel scherpe feedback daarop geef.

Marieke: Zoiets als Tijdschrift Ei dus?
Het probleem dat ik vaak ondervind is dat als ik het laat lezen aan bevriende schrijvers of mensen wiens mening ik respecteer, ze gewoon zeggen: ‘Het is goed, je moet verder gaan.’ Daar word ik het meest onzeker van, natuurlijk wil ik dat iemand zegt: ‘Ja, het is goed, maar op zinsniveau klopt dit niet en ik vind dat de tijd hier- en hierin niet goed klopt en –.’ Je wilt gewoon de feitelijkheden hebben soms en die krijg je niet zomaar van een trotse ouder of trotse vriend of vriend. – Cesar lacht – Je moet daarvoor wel echt door het slijk gaan en je verhaal goed laten redigeren.
En ik vond het aan het begin, toen ik net begon met schrijven wel echt moeilijk om te weten wat die plekken dan zijn of zo. Je kan niet echt googelen ‘Waar lever ik een verhaal in en wordt het geredigeerd.’ Dus je moet echt een teen in de schrijfwereld hebben en een voet erin duwen en dan kom je mensen zoals jij inderdaad tegen die daar gewoon een talent voor hebben en die je heel goed verder kunnen helpen.
Maar Tijdschrift Ei is niet alleen voor de schrijverskant belangrijk, maar ook voor mensen die van lezen houden en graag op avontuur gaan. Dan is zo’n plek waar je het nieuwste kan ontdekken toch hetgeen waar je het meeste geprikkeld wordt, waar je uitgedaagd wordt iets te lezen niet omdat je een auteurs column in de Volkskrant nou zo leuk vindt, maar echt omdat er een goed verhaal is ontstaan. Dankzij een redactie, dankzij een schrijver. En dat ligt dan in jouw handen als je zo’n tijdschrift hebt. Dat is toch iets heel magisch? Ja, ik ben dan misschien een romanticus, maar ik vind dat het mooiste wat er is; dat je dan zo’n verhaal in handen hebt dat jij als een van de weinigen aan het lezen bent en dat je het dan kan doorgeven. Dat is romantiek, daarom moeten tijdschriften er zijn. Daarom moet Tijdschrift Ei er sowieso zijn.
Nu klink ik als een internettiener die iets fysieks probeert te omschrijven, maar het gaat juist ook om het online, zoals Tijdschrift Ei. Dat je kan copy-pasten aan je vrienden. Ik had op een feestje een keer dat iemand zei: ‘Wow, iemand heeft me een verhaal van jou gestuurd volgens mij. Ging het hier en hier over?’ En dat mensen gewoon zinnen van jou aan elkaar hebben gecopy-pastet. Ik vind dat zo magisch, dat is voor mij ook het fysieke van een verhaal. Zodra tekst er is het een soort stuk vlees, dat kun je zo afsnijden en vasthouden. – Cesar lacht – Misschien heb ik gewoon honger, ik ben echt heel erg diep in de culinaire saus gedoken.

Marieke: Mensen sturen dus jouw teksten aan elkaar. Jouw woorden raken hen. Dat is behoorlijk tof. Denk je dat je daar ook was gekomen als je je als schrijver niet al zover had ontwikkeld? Wat is de rol van redacteuren of andere begeleiding die je hebt gekregen daarin?
Vooral dat ik inmiddels de mooie vondsten uit mijn tekst probeer te halen. Ik merk dat ik daar wel iets te veel op gefocust was. Zeker omdat ik nog zo jong en ongeleid was ik constant bezig met de mooiste zinnen, met de mooiste manieren om verdriet te omschrijven en op een gegeven moment kom je er dan achter dat je tekst daar niet echt leuker van wordt. Zeker niet als het dan ook allemaal heel spitsvondig in elk geschreven is en grapjes terugkomen en dingen symmetrisch zijn. Niemand ligt daar echt, niemand ligt echt te wachten op jouw tien nieuwe woorden voor verdriet, dat is niet waar schrijven om gaat. En ik heb het geluk dat ik inderdaad hele goede redacteuren tegenkom die me heel goed kunnen uitlachen daarom, die gewoon zeggen: ‘Ja, mooi gevonden en goed geprobeerd, maar het hoeft gewoon niet hier.’ Ik denk dat ik daar heel vaak heel veel aan heb, omdat mijn tekst anders iets te–, omdat het allemaal anders te veel de poëtische kant, de zweverige kant op gaat. Dat zijn van die dingen die je echt 100% onmogelijk in je eentje kunt ondervinden. Het zijn namelijk allemaal van die vondsten die ik zelf heel mooi en romantisch vind maar waarvoor echt een redacteur nodig is om dat uit mijn hoofd te praten. Het is door dat redactieproces er wel echt een beetje uit geslagen. Ik weet nog dat, mijn vorige verhaal heette ‘Zielig’. Maar het ging ook over mensen die een ziel hebben van een soort van dezelfde textuur en dus heette het zielig met dan de ‘ig’ tussen haakjes. En dat was dan in mijn hoofd echt een prima vondst, maar dat is eigen het meest cliché en kutte wat er is en ik herinner me dat de redacteur toen tegen me zei: ‘Je bent toch niet Seth Gaaikema. En toen moest ik eerst Seth Gaaikema googelen omdat ik natuurlijk een immigrant ben die niet weet wie dat is maar ik ben inderdaad niet Seth Gaaikema en ik ga nooit meer dat soort zielige vondsten doen.

Marieke: Tot slot: Hoe naakt voel je je dat straks iedereen die bij de crowdfunding voor Eivoor jouw tegenprestatie heeft gekozen kan lezen of ik je voor een Seth Gaaikema-wannabe uitmaak?
Cesar: Ik ga helemaal kapot bij het idee dat mensen straks de eerste versie van dat verhaal kunnen zien. Mijn maag maakt echt salto’s, maar het is voor een goed doel…

Meer informatie over de crowdfunding van Tijdschrift Ei en de mogelijkheid tot doneren vind je hier.