Paarden en ras

De sport der koningen is natuurlijk de edele drafsport. Aldus draait veel in Sport der koningen om paarden. De openingsscene introduceert hoofdpersonage John Henry Forge, maar ook de omnivalente aanwezigheid van riekende, stinkende paarden. En dat zal de lezer ruim 650 pagina’s bijblijven. Sport der koningen is de tweede roman van Catherine Elaine Morgan, wier eerste roman All the Living (2009) alom (nou ja, in de Verenigde Staten dan) lovend werd ontvangen.

John Henry Forge, geboren in het naoorlogse Kentucky, is een bevoorrechte telg uit een oud geslacht van kolonisten waarvan de aartsvader zeven generaties daarvoor de bewoonde wereld van Virginia achter zich liet om zijn heil te zoeken achter de bergen van de Appalachen-keten. Deze Samuel Forge strijkt neer in het onontgonnen noordoosten van Kentucky, Bluegrass Country. Generatieslang houden de Forges zich bezig met het verbouwen van mais en tabak – en het houden van slaven. De jonge John Henry verzet zich tegen zijn koppige en dominante vader die niet van de familietraditie af wil wijken. John Henry wil paarden fokken. ‘Over mijn lijk’, is vaders antwoord. Als zijn vader in 1965 sterft en John Henry zijn eerste fokpaard koopt, zijn we al ruim honderd pagina’s onderweg. Dat schiet niet op. De volgende (ruim) honderd pagina’s gaan over het moeizame huwelijk van John Henry en het bij hem opgroeien van hun dochter Henrietta, die geen stamhouder is maar wel de stoeterij wil voortzetten. Het keutelt in mijn opinie dan wat door over het leven op een paardenfokbedrijf, met zijn fokmerries, stalknechten – vaak zwarte mannen, maar nu wel met een loon – en Henrietta’s gerollebol in het hooi. Maar niet alleen op de stoeterij: Henrietta maakt ook de kroegen in de omgeving onveilig:

Ze werd een vertrouwde verschijning in de Ledger, McCarthy’s, Second Wind, de Hare & Hound, Breakers. Een magere vrouw met rossig, naar achteren getrokken haar en een te directe blik. Ze kwam binnen voor één drankje en één man en probeerde er een eenvoudige transactie van te maken.

Als Henrietta de leiding van het fokbedrijf min of meer overneemt – vader Henry kijkt van een afstandje toe – is een van de eerste dingen die zij doet Allman Shaughnessy als stalknecht aannemen. Allman heeft een zwarte moeder; zijn vader een dronken Ier die zijn moeder heeft verkracht. Allman zelf is na een jeugd van drugs, diefstal en gevangenisstraf terug op het rechte pad en is dankbaar voor de baan op de fokkerij. Allman wordt aangesteld als de stalknecht – of eigenlijk bediende – van het door Forges gefokte racepaard Hellsmouth. Maar dat zint Henry niet, zeker niet als hij erachter komt dat Henriette het met Allman in het hooi doet. Hier komen familie-eer, tradities van de voorname blanke geslachten en onuitroeibaar racisme tezamen. In het volgende deel staat Hellsmouth centraal en dan vooral zijn deelname aan de jaarlijkse Kentucky Derby, twee minuten geweld voor paard en man – de jockey steevast een zwart, klein mannetje. Hier introduceert Morgan Reuben Bedford Walker III: 1,60 meter, graatmager, zwart en homo. En grappig, welbespraakt en totaal over the top: een groteske, kleine man. De passages waarin de schrijfster de onnavolgbare Walker aan het woord laat behoren tot de beste van de roman en bevallen mij beter dan de beschrijvingen van de paardenraces zelf.

‘Reuben Bedford Walker,’ zei hij. ‘De derde, vergeet dat niet. Niet de eerste, een pederast, evenmin de tweede, een vrouwenmepper, in feite geen van de vorige, maar naar alle waarschijnlijkheid de laatste. Tot mannen een poesje krijgen.’

C.E. Morgan vertilt zich wel enigszins in de omvangrijkheid van de roman, hetgeen voortvloeit uit de vaak te uitgebreide beschrijvingen en uitweidingen, die naar mijn mening ten koste van literaire precisie en slagkracht gaan. Het is overigens geen sinecure om tweehonderdvijftig jaar koloniale en raciale Amerikaanse geschiedenis in één roman te stoppen; om de belasting van de erfelijkheid, de rol van de vrouw in een omgeving van bevoorrechte mannen en het nog immer openlijk beleden racisme in één werk te stoppen. Morgan brengt dit overigens weldoordacht en met gevoel voor symboliek samen in het decor van The Kentucky Derby in Louisville, een van de laatste schaamteloze bolwerken van de blanke mannensuprematie. Ergens las ik: ‘The Sport of Kings is about racing, but also about race.’ Helemaal waar.

Wiebren Rijkeboer

C.E. Morgan – Sport der koningen. Vertaald door Inge Kok. De Bezige Bij, Amsterdam. 672 blz. € 29,99.