Er steken handen uit de zon

Van dichter-publicist Dirk Kroon (1946) verscheen begin dit jaar Op de hoogte van de vogels; verzamelde gedichten. Het is een lijvig boekwerk met bijna zeshonderd pagina’s aan poëzie. ‘Thematisch zet Kroon direct in met twee grote zaken: liefde en sterfelijkheid. Niet heel bijzonder voor een dichter, maar door Kroon bijna obsessief present gesteld en tot aan de grenzen verkend en vormgegeven’, schrijft boekverkoper Leo van de Wetering in zijn inleiding. Op de hoogte van de vogels laat zien dat in een goed liefdesgedicht het woord ‘liefde’ overbodig is en dat het woord ‘sterfelijkheid’ bij voorkeur uit de toon valt in gedichten die over de dood lijken te gaan.

Groningen was in de jaren tachtig een waar paradijs voor boekenverzamelaars, met name voor diegenen die, zoals ik toentertijd, nauwelijks een cent te makken hadden. Op de eerste verdieping van boekhandel Scholtens aan de Grote Markt bevond zich een uitgebreide ramsjafdeling, in de Herestraat kon je nog terecht in het langgerekte winkelpand van de Slegte, er was een tweedehandsboekenkelder onder de Noaberpassage en op de wekelijkse markt stonden er vaak meerdere boekenkramen. Een gulden, een rijksdaalder, een vijfje, meer werd er niet gevraagd. Ik was nog geen twintig, mijn echte helden waren inmiddels Martinus Nijhoff en Lucebert en ik had een onstilbare honger naar meer.


Zo komt het dat ik nu al bijna drie decennia lang de trotse eigenaar ben van een aantal uitgaves in de Nijgh Poëzie-reeks die in 1982 werd opgestart door Nijgh & Van Ditmar in Den Haag. In Het Leidsch Dagblad van 19 augustus 1982 valt te lezen dat de waardering voor de eerste vier bundels in deze reeks ‘hoog’ was. Maar de succesvolle start bleek geen garantie voor de toekomst. In de tweede helft van de jaren tachtig kon ik verschillende bundels op de ramsjafdeling voor bijna niets op de kop tikken of tweedehands in de boekenkelder. Uit 1982 heb ik De warme bakker van de liefde van Nico Wijnen en Vijf tijdkringen van Dirk Kroon in de kast staan en uit het jaar daarna Kraaiepoten van Jan de Zanger en Vindplaatsen van opnieuw Dirk Kroon. Andere bundels in deze reeks waren Verzen – vroeg en laat van Clara Eggink en Vijfendertig tranen van Ida Vos.

Ik kocht ze vooral omdat het mooie bundels waren om te zien, met omslagen ontworpen door Kees van der Hoeven. Bovenaan stond in zwierige zwarte letters de naam van de reeks: Nijgh Poëzie. Daaronder was de naam van de dichter in strakke bordeauxrode letters afgedrukt en daaronder de titel van de bundel in gecursiveerde bordeauxrode letters. Voor elke uitgave koos Van der Hoeven een ets van iets uit de natuur: een wesp, een motvlinder, een mossel in de schelp, een zeepaardje. Op dat moment ging ik ervanuit dat poëzie die op deze manier werd uitgegeven toch wel een zekere eeuwigheidswaarde zou hebben. Ik herinner me dat ik de gedichten aandachtig bestudeerde omdat ik uit wilde vinden op welke manier deze dichters te werk gingen bij het creëren van hun op het eerste gezicht eenvoudig ogende teksten. En ik herinner me ook dat ik het gevoel had dat ik daarin slaagde.

Afgelopen weekend heb ik de bundels van Dirk Kroon weer uit de kast gehaald; die met de motvlinder en die met het zeepaardje. De aanleiding voor mijn hernieuwde belangstelling is het verschijnen van zijn verzameld werk Op de hoogte van de vogels. Ik had de gedichten van deze dichter zo’n dertig jaar niet meer gelezen en ging op zoek naar de regels die toen indruk op me moeten hebben gemaakt. In Vijf tijdkringen las ik: ‘terwijl zij opstaat komen vogels binnen / bonte vleugeldieren die elkaar oplopen / om de kruimels honger die zij laat liggen’ en ‘kijk er steken handen uit de zon / achnaton maakt zonnen van zijn god’. Maar ik kwam ook regels tegen als: ‘Woorden staan nog in de ogen / onmacht van een onvoltooid verleden tijd’ en ‘zij namen hun lot / in warmere handen’. In Vindplaatsen stuitte ik op deze regels:

Op één van de heuvels lag as
zij hadden hun doden
rouw in de wind geborgen
overlevenden werden zeldzaam
bloedrook was opgetrokken

Maar verderop las ik in het gedicht ‘Clownerie’:

nooit was de liefste zo ver
zo ver verwijderd
zo onbegrepen

een poging tot houvast
geen weerwoord meer mogelijk

hij brak het beeld van zijn verlangen

Ik ontdekte de voorkeur van deze dichter voor woorden als ‘onmacht’, ‘lot’, ‘houvast’ en ‘verlangen’, kleurloze, abstracte begrippen die in de gedichten weinig tot niets doen met het voorstellingsvermogen van de lezer en die het vooral moeten hebben van algemene ideeën over wat het menselijk bestaan behelst. Veel minder vaak dan ik me meende te herinneren creëerde Kroon zijn eigen dichterlijke wereldbeeld met van die handen die uit de zon steken en die opgetrokken bloedrook.

Bij lezing van Op de hoogte van de vogels kom ik al op de eerste bladzijden de gedichten uit Vindplaatsen weer tegen, hier en daar wat herzien. Ik constateer vervolgens dat in het gehele oeuvre van Dirk Kroon vooral veel gedichten te vinden zijn waarin de grote thema’s des levens wel worden genoemd maar niet worden ingevuld. In 1968 schrijft de dichter in Materiaal voor morgen: Voor de helft levend, / voor de helft halfdood / en zeg maar aarde.’ En vijf decennia later in Vergeefs verweer: Het valt wel zwaar / om met de dood te leven, / toch maakt het leven waar, / al is het maar heel even.’

Af en toe weet Kroon poëtische daden te verrichten, bijvoorbeeld door op te schrijven op welke maníer het zwaar valt om met de dood te leven. Neem het gedicht ‘Toeschouwer – 4 mei’ uit 1968, waarvan de eerste twee strofen luiden:

Willen de heren even zwijgen?
Er wordt hier om stilte gevraagd,
al is het maar twee minuten.

Willen die kakelende kwezels daar
ook even hun mond houden?
Er staan hier enkele invaliden
moeizaam te ademen
boven het woekerend gras
waaronder hun kinderen liggen.

Mijn voorkeur voor dit gedicht heeft ermee te maken dat het me confronteert met een ervaring die ik op deze manier niet eerder verwoord zag. Ik zie iets van de oorlog die bij het ontstaan van het gedicht nog maar 23 jaar voorbij is. De dodenherdenking wordt bezocht door mensen die erbij waren, gewond raakten, hun kinderen verloren op het slagveld. De regels roepen emoties op zonder die emoties te benoemen. Ze stippen het thema niet enkel aan maar maken het concreet in de vorm van een dwingend verzoek in de directe rede. Het grote woord ‘oorlog’ is in dit gedicht overbodig geworden.

Op de hoogte van de vogels wordt afgesloten met gedichten uit 2016 waarin veel teruggekeken wordt op het leven en waarin de naderende dood een hoofdrol speelt. In het gedicht ‘Komende tijd’ laat Dirk Kroon zich van beide kanten zien met enerzijds zijn neiging om de grote thema’s des levens aan te stippen met abstracte begrippen:

Zijn dit de lang verwachte jaren
van voorgenomen vrijheid,
een leven voor het grijpen,
de stilte als een metgezel?

en anderzijds zijn vermogen om die ongrijpbare fenomenen treffend te verwoorden in een ogenschijnlijk eenvoudig beeld:

Je kijkt op je horloge,
fraaie wijzers draaien
zinloos in het rond.

De melding van die ‘fraaie wijzers’ die ‘zinloos in het rond’ draaien doet me wat, in tegenstelling tot de mij eveneens voorgelegde vraag over de ‘voorgenomen vrijheid’ en ‘een leven voor het grijpen’.

De Nijgh Poëzie-reeks met de veelbelovende omslagen van Kees van der Hoeven is al lang geleden stopgezet. De uitgaves zijn wellicht een tweede leven beschoren als er belangstelling voor komt bij verzamelaars van mooi vormgegeven dichtbundels uit de vorige eeuw. Het nu uitgegeven verzameld werk van Dirk Kroon laat mij vooral zien dat die onvergankelijk gewaande wereld van de poëzie in de afgelopen vijftig jaar drastisch veranderd is en dat vermeende tijdloosheid uiteindelijk ook een houdbaarheidsdatum blijkt te hebben.

Ronald Ohlsen

Dirk Kroon – Op de hoogte van de vogels; verzamelde gedichten. Liverse, Dordrecht. 649 blz. € 35.