Foutje

Ik denk regelmatig dat ik onfeilbaar ben, maar gelukkig blijft het vaak bij een gedachte. Vorige week interviewde ik Rob van Essen over zijn roman Winter in Amerika. Het boek dat ik eerder voor de krant besprak, gaat over een redactrice die bij de oude schrijver Winter op bezoekt gaat om hem zijn memoires te ontfutselen. Een vriendin vroeg me waarom ik de duidelijke verwijzing naar Winterlicht van Jeroen Brouwers niet genoemd had in mijn recensie, waarin ook een oude schrijver voorkomt en een uitgeverijmedewerker. Ja, waarom niet? Omdat een recensie maar 400 woorden mag tellen en je je probeert te onthouden van al te ijdele opmerkingen over literaire dwarsverbanden. Voordat je het weet schrijf je alleen nog maar voor een handjevol ingewijden. Maar nu, op het literaire festival Het Grote Gebeuren waar ik drie kwartier tot mijn beschikking had, kon ik de schrijver mooi doorvragen over zijn inspiratiebron. ‘Het zal je misschien verbazen,’ zei Van Essen, ‘maar ik heb Winterlicht nog nooit gelezen.’

Eerder op de avond interviewde ik Annelies Verbeke over haar prachtige verhalenbundel Halleluja. In een ander festivalonderdeel had de interviewster gezegd dat haar personages zo eng waren. Ik vond juist het tegenovergestelde. Verbeke beaamde dat zij altijd totaal uiteenlopende reacties kreeg. Ik pikte het verhaal ‘In de knop’ eruit waarin een jongen werkt in een sportschool. Hij gaat met veel compassie om met de mensen die zich afbeulen op de machines. Ook met een sterke Turkse man die waarschijnlijk een tijdje in de gevangenis heeft gezeten ‘en over die afwezigheid zullen jullie niet praten, hij weet dat je het kunt raden’. Aan het eind van het verhaal gaan ze met elkaar naar bed. ‘Het is opvallend,’ zei Verbeke, ‘dat jij nu al de derde bent die denkt dat het over een jonge man gaat, maar de hoofdpersoon is een vrouw.’ Het publiek lachte. ‘Er staat zelfs het woord beffen in,’ voegde Verbeke eraan toe. Het publiek moest nog harder lachen.

Ik durfde het verhaal pas nu na te lezen. Het woord ‘beffen’ komt er niet in voor, wel ‘likken’. Likken kun je iedereen.

Coen Peppelenbos

(Foto: Giny Backers)