Meesterwerk uit de binnenlanden

‘A great writer we should know,’ kopte Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee boven zijn uitgebreide bespreking van Antonio di Benedetto’s roman Zama, begin dit jaar in The New York Review of Books. Zama verscheen oorspronkelijk in Argentinië in 1956; de eerste Engelse vertaling liet zestig jaar op zich wachten, maar ontlokte de kritiek unaniem tromgeroffel. In de slipstream van het Engels is Zama door Aline Glastra van Loon nu ook in fantastisch Nederlands vertaald, zodat we zelf kunnen vaststellen dat het, inderdaad, een buitengewoon boek is, van een groot schrijver.

Het is 1790 en don Diego de Zama dient de Spaanse Kroon op een naamloze, afgelegen buitenpost in het huidige Paraguay, ver weg van zijn vrouw Marta en hun kinderen. Hij zit er al ruim een jaar en hij vindt het er afschuwelijk. Voortdurend dringt Zama bij zijn meerderen aan op overplaatsing, ‘die mij strikt genomen toekwam en die ik opeiste’, maar de verlossende brief van de onderkoning blijft uit. De post, zijn enige lijntje met de beschaving, is sowieso karig, en Zama weet dat zijn brieven aan Marta en vice versa maanden onderweg zijn.

Voorheen bekleedde Zama de functie van corregidor, waarin hij autonoom een gebied bestuurde. Nu is hij ‘raadsheer’, tweede in rang achter de gouverneur, maar zonder eigen jurisdictie. Terugdenkend aan de ‘glans van mijn vorige bestaan’ praat Zama in de derde persoon over zichzelf (iets wat hij graag doet):

Doctor don Diego de Zama…! De energieke leidinggever, de pacificator van Indianen, de man die rechtsprak zonder het zwaard te gebruiken. Zama, de man die de opstand van de Indianen neersloeg zonder Spaans bloed te vergieten, waarmee hij het eerbetoon van zijn vorst en het respect van de verslagenen won. Dat was niet de Zama van de administratieve bezigheden die verrassingen noch risico’s inhielden. Zama de corregidor negeerde op een arrogante manier Zama de raadsheer […] Zama de raadsheer moest erkennen dat hij een ondergeschikte was, zonder mogelijkheden.

Zama’s bestuurlijke carrière is gestagneerd. Hij heeft continu geldzorgen. Met zijn verheven air en sociale onhandigheid maakt hij zich bovendien weinig geliefd in ‘het officiële wereldje’ van zijn collega’s en hun vrouwen. Al zijn hoop is gevestigd op de toekomst, een andere functie met ‘meer grandeur en vaste inkomsten.’ Hoewel Zama met waanzinnige energie, of met de moed der wanhoop, zijn bestaan probeert vorm te geven, snap je als lezer al snel dat zijn zelfverwezenlijking gedoemd is te mislukken. De opdracht die Di Benedetto zijn roman meegaf – ‘voor de slachtoffers van het wachten’ – voorspelt ook weinig goeds.

Ondanks zijn ‘rigoureuze trouw aan Marta’ zijn Zama’s voornaamste beslommeringen van erotische aard. Hij smacht naar een vrouw. Maar hij stelt eisen: ze moet Spaans zijn. Met mulattinnen wil hij zich niet inlaten. Zelf is hij geboren in Amerika, maar Zama verheerlijkt de beschaving van Europa, waar hij niet zo heet is en de vrouwen minder zweten en waar ze de liefde bedrijven op manieren waarvan hij zich nauwelijks een voorstelling kan maken, maar waarvan hij wel opgewonden raakt.

De openingshoofdstukken geven een sterk staaltje van Zama’s neurotische redeneertrant, wanneer hij een vrouw naakt ziet baden in de rivier, haar afranselt om zijn identiteit te verhullen, desondanks door haar man wordt uitgedaagd voor een duel en vervolgens met amoureuze intenties bij haar op audiëntie gaat. In het eerste deel probeert Zama zowel deze getrouwde Luciana als de jonge Rita, dochter van zijn huisbaas, te veroveren, maar door zijn zelfoverschatting en lucide lompheid loopt hij voortdurend achter de feiten aan.

Op de kaft wordt Zama ‘de Argentijnse Stoner’ genoemd, naar de roman van John Williams uit 1965 waarmee uitgeverij Lebowski vijf jaar geleden een monstersucces scoorde. De overeenkomst is hooguit oppervlakkig: beide romans zijn vernoemd naar hun hoofdpersoon, en ze werden na vele jaren vergetelheid herontdekt – waarbij moet worden aangetekend dat Zama in Argentinië een cultstatus heeft, in tegenstelling tot Stoner, dat bij verschijning een halve eeuw geleden in de VS nauwelijks aandacht kreeg. Zama was niet vergeten, alleen kenden wij het boek niet.

Maar belangrijker is dat de twee protagonisten totaal verschillend zijn. Waar Stoner een meegaande, nogal apathische plattelandsjongen was, te bedeesd om te dromen, is don Diego de Zama een vat vol brandende verlangens. Hij balanceert voortdurend op de rand van een woedeaanval of een zenuwinzinking en weet die alleen te bezweren door te malen, plannen te maken, redenen en uitvluchten te verzinnen, de knarsende carrousel van zijn geest draaiende te houden.

Het bewustzijn van Zama is niet dat van een achttiende-eeuwse koloniale magistraat, maar dat van een Argentijn uit de jaren 50 van de vorige eeuw, dronken van de intellectuele modes van zijn tijd: de psychoanalyse van Freud, het Franse existentialisme van Sartre en Camus. Het is een bewustzijn op zoek naar zichzelf, worstelend met de zinledigheid van het leven op de manier die hoort bij zijn achterachterkleinkinderen. Ook het decor is nauwelijks historisch, al is er sprake van zwaarden en paarden – Zama ontmoet zijn tegenstrevers op een leeg en slecht verlicht toneel. Toch is het effect eerder tijdloos dan anachronistisch.

Voor het tweede deel maakt de roman een sprong naar vier jaar later. Zama, nog altijd niet overgeplaatst, heeft een relatie met een arme weduwe die hij verguist, van wier zoon hij walgt. Uit geldgebrek verhuist hij naar een gebouw dat voortdurend van vorm lijkt te veranderen en dat bewoont wordt door verschillende vrouwen – of is het er maar één? Zama’s geestelijke gezondheid staat niet buiten kijf, maar de tastbaarheid van zijn hallucinaties maakt ze griezelig echt.

In het derde deel zijn nog eens vijf jaar verstreken en neemt Zama deel aan een expeditie om de mythische bandiet Vicuña Porto te vangen. Te paard trekt hij de binnenlanden in. Hij hoopt op een spectaculair succes, dat zijn kansen op overplaatsing zal vergroten. De vindingrijke, pseudo-archaïsche taal waarmee Di Benedetto in de eerste delen Zama’s binnenwaartse blik en blindheid voor zijn omgeving schetste (hoe ziet die buitenpost er eigenlijk uit?) breekt hier open: de natuur van het continent is overweldigend. Zama is in beweging. Hij bloeit op. Maar dat is pas het begin: in dit magistrale slotdeel krijgt Zama’s zoektocht naar zin en betekenis – naar zichzelf – een ontknoping die met geen pen te beschrijven valt, en die van Zama niet minder dan een meesterwerk maakt.

Joep Stapel

Antonio di Benedetto – Zama. Vertaald door Aline Glastra van Loon. Lebowski, Amsterdam. 288 blz. € 19.99.