Als ze kotsen dan zie je de kots

Ze kotsen, pissen, spugen; de mannen van de familie Strobbe. De puber Gunther woont met zijn vader en drie ooms in bij zijn oma in Reetveerdegem. Echt opgevoed wordt er niet in huis, de mannen zijn vooral goed in het drinken van bier en het ontlopen van arbeid. De hoogtepunten in hun leven zijn de wedstrijden naaktfietsen, een wedstrijd in bier drinken en de wedstrijd der wedstrijden: de Tour de France, maar dan in drank.

Felix van Groeningen verfilmde de bestseller van Dimitri Verhulst. Vorig jaar kwam de film uit en sinds enkele weken is de dvd verkrijgbaar. Wat vooral opvalt in de film is de botsing van acteerstijlen. Positief vallen op de jonge Gunther Strobbe ( Kenneth Vanbaeden) en de oudere Gunther (Valentijn Dhaenens) die als beginnend schrijver terugkijkt op zijn jeugd en in het bijzonder de intens spelende Gilda De Bal. Dat zijn de acteurs die je in enkele scènes ook weten te ontroeren. Daartegenover staat de rest van de mannen. Die acteurs spelen continu de karikatuur van het type ruwe bolster, blanke pit. Eendimensionaal en even eendimensionaal gefilmd. Als iemand moet pissen dan zie je hem pissen, als iemand moet kotsen, dan zie je de kots inderdaad, als de vliezen doorbreken bij een vrouw dan klatert het werkelijk op de grond en zo gaat het maar door. En maar boeren, want het is een asociale familie nietwaar? Waar het boek De helaasheid der dingen alle nuancering zit in de beschrijvingen van de karakters, ook door het stilistische vakmanschap van Verhulst, is de verfilming een platte afspiegeling van het boek.

Van Groeningen kiest af en toe ook voor wat oubollige invullingen. Zo laat hij als contrast tussen heden en verleden een scène wel eens in zwart-wit beginnen, want er zouden kijkers kunnen zijn die dat niet begrijpen en die dan erg geholpen zijn met de nadruk die de regisseur erop legt (en soms een wat blauwig filter, zodat de film af en toe lijkt op de verkleurde foto’s uit de jaren zeventig). Seksscènes zien er nogal onbeholpen uit: mannenbillen die wat hoppen op een vrouwenlichaam. ‘Poepen’ is overigens het platte Vlaamse woord voor wippen en gelukkig voor ons wordt dat vertaald, want het onverstaanbare grunten van de mannen in huis is in de ondertiteling herleidbaar tot Nederlandse zinnen. En poepen is weer de vertaling van kakken. Je steekt er nog een hoop van op. Van Groeningen heeft ook gekozen voor een wat slome montage. Als de film tien minuten korter zou duren, zou het winnen aan kracht. Nu worden scènes wel erg lang uitgespeeld. Duiven van de buurman schijten de lakens van oma onder, dus een oom van Gunther ziet dat, loopt naar buiten, gaat een schuur binnen, komt er weer uit met een geweer, komt aanlopen met het geweer, schiet, duif valt uit de lucht, oom loopt met geweer weer weg. Echt elke stap wordt in beeld gebracht.

Toch is De helaasheid der dingen wel een onderhoudende film, maar dat komt vooral door de acteurs die echt kunnen spelen. Daar hoort wat mij betreft ook het zoontje van Gunther bij, dat aan het einde van de film leert fietsen en steeds in de berm tuimelt. Het is een wat andere slotscène dan in het boek, maar wel met een andere lading: dit jongetje zal niet behoren tot de boerende en zuipende kliek van de Strobbes uit Reetveerdegem. Gelukkig maar.

Coen Peppelenbos

Felix van Groeningen – De helaasheid der dingen (naar een boek van Dimitri Verhulst). Lumière, € 19,99.

[youtube]https://www.youtube.com/watch?v=iymCo7fXabo[/youtube]