Op het aanrecht (vraag niet waarom) ligt de Engelse vertaling van Misdaad en straf. Ik heb het niet gelezen. En ik ben ook niet degene die het op het aanrecht heeft gelegd. Het is het eigendom van de veelleester met wie ik in gemeenschap van goederen ben getrouwd. Dat maakt dat het ook mijn boek is, maar ik ga het niet lezen. In het Russisch niet, in het Engels niet en ook niet in de Nederlandse vertaling. Daar ben ik te oud voor. Klassiekers van dit kaliber moet je gelezen hebben voor je dertigste. Naarmate de jaren verstrijken komen er steeds meer klassiekers bij en wordt de kans dat je gezaghebbende werken ongelezen moet laten groter en groter. Een of twee keer per jaar maak ik een reisje dat zoveel noodgedwongen vrije tijd met zich meebrengt, dat ik een onbetwist meesterwerk in mijn koffer prop in een – meestal vruchteloze – poging de achterstand in te lopen. Deze zomer waren dat Wilhelm Tell van en Moby Dick. Ik heb ze allebei nog steeds niet gelezen.

Ik kan de meesterwerken die ik niet heb gelezen grofweg verdelen in twee categorieën:

– de meesterwerken waar ik in elk geval in ben begonnen

– de meesterwerken die ik zelfs nooit in huis heb gehad.

Tot de eerste categorie hoort bijvoorbeeld ‘De hel’ van Dante die ik in een prachtig vormgegeven tweetalige versie in de kast heb staan. Ik citeer er graag uit, liefst in gedragen Italiaans. Maar er eens een paar weken echt voor gaan zitten: ho maar. Hetzelfde geldt voor Octavio Paz y sus compadres, Patrick White en Huysmans, voor de Ilias én de Odyssee van Homerus en in iets mindere mate voor de autobiografie van Johnny Cash.

Waar je bij de eerste categorie nog een spoor van leergierigheid kunt veronderstellen, toont de tweede categorie mijn intellectuele tekortkomingen in al zijn verbijsterende naaktheid. Ik geloof niet dat mijn hand in bieb of boekwinkel ooit maar aarzelend op weg is geweest naar Pasternak, Seifert, Gide of Honoré de Balzac. Mompelt u gerust even verontwaardigd, maar we zijn er nog niet. Ik ben er niet speciaal trots op, maar ik heb nooit ook maar geprobeerd iets te lezen van de Franse filosofen wier namen je in een beetje beschouwende tekst geacht wordt te laten vallen (‘zoals Derrida al schreef in L’écriture et la différence’ / ‘waarover Foucault in L’usage des plaisirs al zo treffend opmerkte…’).

Een vriend vertelde me een paar weken geleden dat hij zoveel werk op zijn nek had genomen, dat hij uiteindelijk helemaal niets meer deed. Hij keek er niet blij bij. Ik heb hetzelfde met al die ongelezen meesterwerken. En dan heb ik het nog uitsluitend over de canon van onbetwiste meesterwerken. Er is natuurlijk ook nog een berg eigentijdse literatuur waar je nieuwsgierig naar bent, niet perse op literaire gronden. Bevriende schrijvers die je keer op keer verwijtend aankijken: heb je het nou eindelijk gelezen, lul? Boeken waaraan je ruikt dat ze fantastisch zijn voor een lange vliegreis, maar die je na de landing zonder spijt achterlaat op je hotelkamer.

Ik heb al lang geleden besloten dat ik me niet verontschuldig voor de boeken die ik niet heb gelezen. Dat betekent niet dat ik het andere mensen vergeef als ze zonder blikken of blozen toegeven dat ze nooit wat van Tsjechov, Cheever, Carver, Flaubert, Hamsun, Elsschot of Mann hebben gelezen. Wat Jupiter is toegestaan, is nog niet toegestaan aan een rund. Zeker niet als zo’n rund ook nog zegt dat hij daar ‘geen tijd voor heeft’. Dan maakt-ie maar tijd. Dat ga ik ook doen. Volgende week naar Schotland. Eindelijk een goede gelegenheid om The Strange Case of Dr Jekyll and Mr Hyde eens te lezen. (Hoewel het waarschijnlijk wel weer bij het inflight shopping magazine van EasyJet en de bijbel in het nachtkastje zal blijven.)

Erik Nieuwenhuis