In frituur ’t Hoekske (met ‘verbruikerszaal’), de plek waar vroeger de slagerij en het woonhuis van de familie Lanoye zich bevond, is gisteren de Tzum-prijs voor de beste literaire zin van 2009 uitgereikt aan Tom Lanoye. De schrijver was verguld met de uitverkiezing. ‘Hier heb ik mijn hele leven naar toe geschreven.’ Onder het toeziend oog van de camera nam hij uit handen van hoofdredacteur Roos Custers het prijzengeld en de bijbehorende beker in ontvangst. Van de 49 euro kocht Lanoye vervolgens frieten en mosselen voor de hele zaak.

Rondom het boek Sprakeloos is een groot wijkproject opgezet met allerlei activiteiten die direct gekoppeld zijn aan de roman en de tijd die daarin beschreven wordt. ‘Op een steenworp van de ouderlijke woning zaten vroeger wel drie cafés,’ aldus Patrick Lanoye, de oudere broer van Tom. Nu zijn bijna alle cafés in de buurt gesloten. Café ’t Glazen Daksken is voor de gelegenheid weer even een tijdje open. Op de vrijdag dat Tom Lanoye in de buurt is wordt het boek Sprakeloos daar in een voorleesmarathon door  buurtbewoners voorgelezen.

Als Lanoye na de maaltijd in ’t Hoekske, op de plek waar vroeger de woonkamer was, de oversteek maakt naar café ’t Glazen Daksken wordt hij als een held binnengehaald. De burgemeester van Sint-Niklaas is vol lof over het buurtproject en roemt Lanoye als een van de grootste schrijvers van Vlaanderen. Daarna wordt het eerste exemplaar van de luxe-editie (met fotokatern) van Sprakeloos gepresenteerd. Lanoye overhandigt het eerste exemplaar aan de initiatiefnemer van het buurtproject.

Na een uitvoerige signeersessie waar Lanoye en passant een interview geeft en herinneringen ophaalt met de mensen die hij van vroeger kent, terwijl voor in het café de voorleesmarathon verder gaat, is het tijd voor een wandeling door de Elisabethwijk. Overal in de buurt hangen teksten uit Sprakeloos. Van de turnvereniging Kracht en Geduld waar Lanoye vroeger een sportieve carrière nastreefde tot de katholieke kerk.

De dag is nog lang voor Lanoye. Hij gaat nog naar de bibliotheek waar een tentoonstelling over hem te zien is, eet nog een slaatje in de stad en gaat dan terug naar café ’t Glazen Daksken om zijn aandeel te nemen in de voorleesmarathon.

Misschien is er aan het begin van de nacht nog tijd over voor een bezoekje aan Huis Masereel, vroeger een communistisch bolwerk, nu tot verbazing van de schrijver de plaatselijke holebi-vereniging. Wie had dat enkele tientallen jaren geleden kunnen denken?

Coen Peppelenbos