Dooie egels in het wildrooster

Waarom zou een schrijver een dagboek bijhouden? Om zich los te schrijven, om zich te verantwoorden, om te roddelen? Er zijn wel meer redenen te bedenken om een dagboek te rechtvaardigen. En er zijn evenzoveel redenen voor een lezer om die dagboeken tot zich te nemen. De dagboeken van Jan Wolkers lijken niet direct geschreven te zijn met oog op de publicatie ervan. Er zijn al verschillende delen verschenen en ze bieden een intrigerende inkijk in zijn privéleven, maar echt mooi geschreven zinnen kom je in de dagboeken niet tegen.

Deel 1975 staat wel weer bol van de huiselijke observaties. Zo gaat ongeveer een kwart van het boek over het leven op de volkstuin en de planten (allemaal met naam) die hij ziet, evenals de vogels (met naam) die overvliegen, de vissen die hij eet en de zwerfkatten die hij voert. Ook voor de morbide aspecten van het leven heeft Wolkers oog, wat vooral blijkt uit de aangrijpende scène waarin hij een nest met jonge katjes moet verzuipen in een emmer. En ook de egels die verdronken zijn in het wildrooster op Texel blijven je bij.

Toch hoop je, ik althans, meer te weten te komen over het schrijfproces van Wolkers, maar daarover hoor je Wolkers niet zo heel veel. Je bent al zo’n honderd pagina’s onderweg voordat hij begint met het schrijven van De Kus. Wolkers schrijft ongeveer één pagina per dag, hoort kritiek aan over de inhoud en de structuur en verandert dan weer wat en zo vordert de roman gestaag. Maar meer dan enkele tientallen pagina’s komt hij niet in 1975.

Voor de liefhebber van de seks is er wel weer veel te genieten, want de schrijver, die in 1975 vijftig wordt, is nog zo potent als een konijn. Karina wordt op heel veel pagina’s ‘gepakt’ of ‘genaaid’. Daarnaast heeft de schrijver nog zijn eigen erotische fantasieën. Karina gaat af en toe met een vrouw naar bed (de vertaalster) en dan zet Wolkers de bandrecorder aan om alles op te nemen, zodat hij later zich flink kan aftrekken bij het naluisteren van de opwindende geluiden.

Op andere momenten is hij weer de beerachtige, lieve vaderfiguur die alles in huis haalt en wil kopen voor zijn zonen. Vooral de homoseksuele zoon Jeroen, die bij zijn ex-vrouw Maria woont, vertroetelt hij met cadeaus. De familie Wolkers heeft zelfs een lidmaatschapskaart van het COC. Daar nemen ze zoonlief mee naartoe en de aandacht die Karina krijgt, windt Wolkers weer op. Zoon Jeroen durft niet zo goed contact te maken, ondanks dat hij wel belangstelling heeft in de kroeg. Vertederend dat een vader met zijn zoon naar een homokroeg gaat en voor de zoon tegelijkertijd intimiderend. De volgende dag heeft Wolkers nog een gesprek met zijn zoon: ‘Dat er zo’n aardig jongetje vlak bij hem zat dat van tijd tot tijd keek. Dat hij met hem eens had moeten gaan praten. Hij zegt dat hij dat uitgesteld heeft tot volgende keer, als hij er alleen heen gaat.’ Daar zit de kiem van een mooie vader-zoonroman in. Misschien moet die maar eens door de zoon geschreven worden.

Coen Peppelenbos

Jan Wolkers – Dagboek 1975. De Bezige Bij, Amsterdam, 230 blz. € 18,90.