Landschap van een jeugd

De verzonken jongen is het debuut van Jan Vantoortelboom. Een romantitel die intrigeert. De achterflap belooft een verhaal over het schimmige verleden van een grootvader. Een roman die zich afspeelt in een West-Vlaams dorp, waar de jonge Stoffel opgroeit en meer over zijn grootvader te weten wil komen.

In essentie doet het verhaal denken aan andere Vlaamse plattelandsromans. Neem de debuutroman van Erwin Mortier, Marcel. Het eerste gedeelte van Het verdriet van België, het magnum opus van Hugo Claus, of de laatste roman van Leo Pleysier, Dieperik. Het zijn romans waarin een gevoelig kind centraal staat dat probeert door te dringen tot de wereld van de volwassenen. Het kind wil hun verhalen graag begrijpen, maar krijgt er door zijn onwetendheid geen grip op.

Allereerst verdient Vantoortelboom een pluim voor zijn durf om te schrijven. Hij gebruikt veelvoudig beeldspraak en zoekt de grenzen op. Bij veel debutanten gaat dit mis. Ze willen vaak te veel, ze willen te ‘literair’. Bij Vantoortelboom is het ook niet altijd raak. Kijk naar zinnen als: ‘Bert stond als aan de grond genageld’ en ‘Ik zag vanachter de tafel hoe Bert als een vis op het droge naar adem hapte’. Te clichématig. Of: ‘Ze verstijfden als lauw kaarsvet, waarvan ik gretig gebruikmaakte door er als een haas vandoor te gaan.’ Het begint met een zwakke vergelijking en eindigt weer clichématig. Maar gelukkig kent het debuut ook rake vergelijkingen en mooie zinnen. Neem bijvoorbeeld deze: ‘Mijn moeder werd onder de grond gestopt in het kermisweekend van juni 1988, onder godslasterlijk gevloek van voetbalsupporters.’ Dit zou een sterke beginzin zijn geweest.

Vantoortelboom heeft ervoor gekozen om het verhaal in twee tijdvakken te vertellen. Eén vanuit het perspectief van grootvader Victor, één vanuit het perspectief van Stoffel, het kleinkind. Deze wisseling van perspectieven lijkt in het begin van de roman goed uit te pakken. Als lezer stel je jezelf steeds vragen (wie is Victor en waarom doet hij zo?) en zie je langzaamaan de puzzelstukjes in elkaar vallen.

Alleen: aan het eind van de roman verliest de verhaallijn aan spanning. Na tweederde van de roman weet je zo ongeveer wat er zich heeft afgespeeld in het leven van Victor – het geheim dat kleinzoon Stoffel probeert te ontrafelen. Zijn grootvader heeft gevochten in de Grote Oorlog. De staart van de roman is daarmee een stuk minder interessant geworden en verliest zeggingskracht. Jammer is dat de twee tijdvakken soms ook voor overlap zorgen. Bepaalde gebeurtenissen passeren tweemaal de revue (vanuit het perspectief van Victor en vanuit het perspectief van kleinzoon Stoffel) – deze dubbele passages halen de vaart uit het verhaal.

Vantoortelboom heeft een debuutroman geschreven die duidelijk aansluit bij het prachtige genre van de Vlaamse plattelandsroman. Een klein Vlaams dorp is het toneel van de gebeurtenissen. Het landschap van een jeugd. Er staat een familie centraal. Er is de pastoor, het stamcafé, de roddelende boerinnen. De verzonken jongen evenaart of overtreft zeker nog niet het werk van Claus, Mortier of Pleysier. Hij zal in zijn volgende boeken zijn stijl verder moeten ontwikkelen en de verhaallijnen anders kunnen opzetten. Maar de toevoeging van een Vlaamse plattelandsroman aan de Nederlandse literatuur kan ik alleen maar toejuichen.

Bart Temme

Jan Vantoortelboom – De verzonken jongen. Contact, Amsterdam, 302 blz. € 21,95.