Van Flip Willemsen niets dan goeds

Er zijn nogal wat overeenkomsten tussen de romans van Flip Willemsen – haar nieuwste, Van de buren niets dan goeds, is net uit – en die van de Franse auteur Henri Calet.

Beide schrijvers zijn meesters in het optekenen van de bescheiden pleziertjes van het alledaagse, de minder-dan-niets-gevoelentjes waar de oppervlakkige lezer, in zijn zucht naar het grootse en het meeslepende, nogal eens overheen kijkt.

Ik leerde het werk van Calet bij toeval kennen, een jaar of vijftien geleden. Ik stond op de bus te wachten, en verveling dreef me naar een boekenstalletje. De verkoper bleek een fan. ‘Calet!’ galmde hij toen ik een verweerde pocket uit een bak trok, ‘een schrijver van het volk die niet alleen het leven van de kleine man tot literatuur verhief, maar ook dat van zichzelf.’

Als het waar is dat een boek je leven kan veranderen, dan heeft dat boek nogal wat aangericht. Al was het maar de tijd die de zoektocht naar andere Caletromans in beslag nam – boeken kopen op internet was nog lang niet modieus, en misschien wel helemaal niet mogelijk. Een ander gevolg was dat er zich in mijn bewustzijn een soort van perspectiefwisseling begon te voltrekken, je gaat, vooral als je veel boeken van dezelfde schrijver leest, de wereld door zijn ogen bekijken.

Om even concreet te blijven: als ik in mijn pre-Calet tijd een lijkwagen zag rijden, dan dacht ik: op een dag lig ik daar zelf in, en als er een voorbijkwam toen ik zijn boeken uit had, dacht ik: zo’n wagen is ook reuze geschikt om geraniums in te vervoeren of om een ramkraak mee te plegen.

Om nog dichter bij een auteur te komen kun je hem ook ontmoeten, al wist ik toen ik mijn Caletboek # 1 opensloeg, dat dat er niet in zat.

Jammer, maar het bespaarde me dan wel weer eventuele teleurstellingen, want (voor wie het nog niet wist) ook kunstenaars hebben een menselijke kant, en als die opspeelt ben je nog niet jarig. Ik heb eens een avond met een zangeres doorgebracht die maar niet uitgeklaagd kwam over het feit dat de euro haar leven ‘onnodig’ duur maakte en dat ze een loodgieter moest bellen maar geen idee had welke. Ik heb haar cd’s nooit meer gedraaid.

Het voordeel van een dode schrijver is dus dat hij je niet lastig kan vallen met eurogezeur en loodgietersleed, het nadeel dat zijn werk eindig is. Op een dag heeft zijn uitgever zijn laatste werk gepubliceerd, al of niet met THE END eronder. Gelukkig voor mij, en voor honderden toekomstige, wat zeg ik, duizenden toekomstige lezers is er nu een nieuwe Calet.

De nieuwe Calet is een zij, en heet Flip Willemsen. En, ik hoor de champagnekurken al ploffen, ze is nog lang niet uitgeschreven.

Over champagne gesproken, die vloeide rijkelijk op de presentatie van Van de buren niets dan goeds, vorige week in boekhandel Island aan de Amsterdamse Westerstraat. Flip, gekleed in plechtig fluweel, had voor de gelegenheid een stoet personages uit haar romans meegenomen. Er zijn schrijvers, Calet was er zo een en Flip doet niet voor hem onder, die nooit de deur uit gaan zonder hun personages.

Een van hen – een sterk op de Zangeres zonder Naam lijkende dame die nog even snel haar haar had laten krullen – mocht een praatje houden. Ze vertelde dat haar jeugd in het teken gestaan had van twee kwesties:

1) een hardnekkig wormprobleem

2) de zoektocht naar de fysieke verschijningsvorm van Jezus

De dag dat zij erachter kwam dat alles met elkaar te maken heeft, dus ook aarsmaden en de Heiland, viel op een zondag, tijdens een donderpreek.

De wormen speelden op en ze vocht terug, met elan en gestrekte wijsvinger. Toen zij haar vinger terugtrok en daarop een wormpje ontdekte, trok er een schok door haar lichaampje. Ze had Jezus gevonden.

Ja ja ja, de oplettende lezer vraagt zich natuurlijk af waar mijn flesje blijft. En de briljante lezer denk: wat gaat hij nu weer verzinnen om dat rare flesje in te passen?

Zowel de oplettende als de briljante lezer kan ik geruststellen: er hoeft niets ingepast of verzonnen te worden.

Later op de avond, in café de Pels, vroeg Flips favoriete personage of hij mijn flesje mocht zien. ‘Hier heb ik heel lang naar uitgekeken,’ zei hij blozend.

Ik overhandigde het hem en we waren getuige van een scène die deed denken aan een filmisch weerzien in een Vermist of Spoorloos-achtig tv-programma. Toen hij uitgehugd was wilde hij er een foto van maken.

Ik twijfelde. Ik had mijn rode vriend nog nooit uit handen gegeven, en al helemaal niet laten poseren voor vreemde ogen. Lang hoefde ik niet na te denken.

Want zeg nou zelf: wat kan mijn flesje nog meer verlangen dan gefotografeerd te zijn door een personage van de nieuwe Calet?

Aristide von Bienefeldt