Wie zo’n jeugd had gehad als Boris, kon bij instellingen voor geestelijke gezondheid wel een potje breken. Een handelsreizende vader, die alleen maar thuis leek te komen om te schreeuwen en zijn kinderen te mishandelen. Een moeder die tijdens vaders afwezigheid een eindeloze stoet ooms in huis haalde die ook al niet uitblonken in spreken op fluistertoon, en een vaste vrijdagavondoppas die telkens weer iets nieuws vond om Boris te vernederen. Dat hij nauwelijks gebruik maakt van zijn recht op zelfbeklag, heeft alles te maken met de vrouw van de groentespecialist. Die nam, zelf kinderloos gebleven, voor iedere klant onder de vijftien nog echt de tijd. Als Boris om een kilo koolrapen werd gestuurd, liet ze hem nooit de deur uitgaan zonder mandarijn, banaan of een handvol gedroogde vijgen. En als hij weer eens met een gescheurde wenkbrauw of een gebroken arm de zaak binnenkwam, draaide ze het bordje aan de winkeldeur op ‘gesloten’ en fluisterde hem achterin de winkel zachtjes toe dat aan alle ellende op den duur een eind komt. Dat het goede binnen handbereik lag, als je er maar naar op zoek ging. Zonder de zachtmoedigheid van de vrouw van de groentespecialist had hij er waarschijnlijk al jong de brui aan gegeven. Zij was het rolmodel dat hem door de duistere stegen van zijn jeugd loodste. Eenmaal verlost van het juk van zijn ouders werd hij boekhouder op een havenkantoor. ‘Leuk afwisselend werk,’ bleef hij maar beweren, maar op z’n achtentwintigste kon hij niet langer verhelen, dat hij toch meer zag in een leven als vrouw van een groentespecialist. En nou kun je veel zeggen over het functioneren van de GGZ, maar die lui van het team genderstoornissen weten van aanpakken. Sinds Boris Elvira heet, lijkt niets zijn wensdroom nog in de weg te staan. Alleen het strikken van een groentespecialist verloopt aanmerkelijk trager dan hij had gehoopt. Toen Elvira er tijdens een gesprek in de nabehandeling over begon, haalde de behandelend geneesheer zijn schouders op. ‘We kunnen een boel voor u doen, mevrouw, ‘maar voor partnerkeuze moeten we u toch naar andere instanties doorverwijzen.’

Erik Nieuwenhuis