Aanstekelijke passie

In zijn boek Staande receptie neemt Jos Joosten de positie van afstandelijke wetenschapper in – behalve in de polemische essay’s over Connie Palmen en Elsbeth Etty. Joosten wil absoluut geen waardeoordelen vellen: ‘men [zit] in het huidige tijdsgewricht minder dan ooit te wachten op een hooggeleerde die (…) oordelen uitvent inzake goed en kwaad.’ Juíst in dit tijdsgewricht zit ik te wachten op deze oordelen, omdat we te kampen hebben met de erfenis van het postmodernisme (het onderuit halen van waarheden en autoriteit), een erfenis die enerzijds zeer bevrijdend is (was), maar anderzijds wordt misbruikt door populistische types die allerlei verwerpelijke onzin verkondigen voor electoraal gewin.

Afgelopen week werd ook Jonathan Franzens tweede essaybundel Farther Away gepubliceerd en deze is in alles het tegenovergestelde van Staande receptie. Franzen merkt op, na het lezen van een inleidend essay van Randel Jarrell, ‘what outstanding literary criticism used to look like: passionate, personal, fair-minded, thorough, and intended for ordinary readers.’ Niet geheel toevallig begint de opsomming met het woord ‘passionate’ het kernwoord voor alle essays in deze bundel. Franzen weet wél waar men in tijdsgewricht op zit te wachten: passie.

Franzens passie voor vogels en het milieu komen net als in zijn autobiografie The Discomfort Zone en zijn laatste roman Freedom ook in deze bundel uitgebreid aan bod. Hij gaat naar Malta en Cyprus om verslag te doen van het jagen op vogels en naar China om de relatie tussen de industrie en het milieu te verslaan. Het is new journalism van in optima forma; grappig, informatief en betrokken bij zaken die hij waardevol vindt. Zijn engagement uit zich voornamelijk in de gepassioneerde passages over dingen (bijvoorbeeld vogels en literatuur) die in zijn leven belangrijk en waardevol zijn.

Een groot aantal van de essays zijn gewijd aan literatuur en schrijvers. En tussen al het geklaag over de literatuur is het een verademing om deze lofzangen te lezen, zijn enthousiasme en passie zijn aanstekelijk. Van alle auteurs aan wie hij een essay wijdt heb ik alleen Dostojevski gelezen, de rest was mij onbekend: Frank Wedekind, Christina Stead, Paula Fox, James Purdy, Donald Antrim, Alice Munro. De gedegen analyses over deze auteurs en hun boeken en de toewijding waarmee hij te werk gaat, maakte me zo nieuwsgierig dat ik gelijk boeken van Alice Munro en James Purdy heb gekocht. Zijn opinies over literatuur zijn interessant, omdat het allemaal waardeoordelen zijn die gestoeld zijn op een synthese van realisme en idealisme. Zo schrijft hij:

Can a better kind of fiction save the world? There’s always some tiny hope (strange things do happen), but the answer is almost certainly no, it can’t. there is some reasonable chance, however, that it could save your soul.

Franzen is zelfbewust in zijn essays. Dat zelfbewustzijn is geen vorm van zelfironie waardoor de essays zouden vervallen tot relativisme. De passie overheerst. In een essay over autobiografische fictie vertelt hij openlijk over de onstaansgeschiedenis van The Corrections. Hij vertelt over de schrijvers die hij bewondert, maar ook over zijn mislukte huwelijk en aanverwante privézaken. Het is een intiem en interessant kijkje in de werkkamer van de schrijver en zijn worsteling met zijn schrijverschap met als eindresultaat een wereldwijde bestseller die tevens lovend werd ontvangen door de kritiek.

David Foster Wallace was een van zijn beste vrienden. Hij pleegde zelfmoord en tijdens een herdenkingsbijkomst hield Franzen een schitterende toespraak (opgenomen in deze bundel). Hij beschrijft zijn vriendschap met Wallace en de bewondering voor zowel de persoon als de schrijver Wallace. Twee jaar na de zelfmoord van zijn vriend verscheen Freedom. Het schrijven van deze roman diende voor Franzen als afleiding, een uitstel van de rouwverwerking. Hij ging na de publicatie van Freedom naar het eiland Masafuera (of Alejandro Selkirk de officiële naam van het eiland, vernoemd naar de Schotse zeeman die in eenzaamheid op het eiland leefde) waar hij een tijdje alleen wilde zijn, zonder internet en afspraken.

By the end of last fall, I was in some need of being farther away. I’d been promoting a novel nonstop for four months, advancing through my schedule without volition, feeling more and more like the graphical lozenge on a media player’s progress bar. Substantial swaths of my personal history were going deed from within, from my talking about them too often. And every morning the same revving doses of nicotine and caffeine; every evening the same assault on my e-mail queue; every night the same drinking for the same brain-dulling pop of pleasure. At a certain point, having read about Masafuera, I began to imagine running away and being alone there, like Selkirk, in the interior of the island, where nobody lives even seasonally.

Zes jaar nadat David Foster Wallace de afgestudeerden van Kenyon College had toegesproken was het de beurt aan Jonathan Franzen. De toespraak gaat over liefde en passie in een tijd die gedomineerd wordt door technologie en consumptie. En liefde, echte liefde, is bedreigend voor ‘the technoconsumerist order: it exposes the lie’. Het gaat in de liefde om ‘a bottomless empathy, born out of the heart’s revelation that another person is every bit as real as you are.’ Hij vertelt over zijn interesse in kritische theorie; het verschafte hem een theoretische onderbouwing voor wat er allemaal niet mis was met de wereld waarin hij leefde. Hij verdiepte zich meer in het milieu, want daar zijn veel dingen niet in orde. Desalniettemin maakte zijn kritische en haatdragende houding plaats voor liefde, zijn liefde voor vogels. Hij werd een gepassioneerd vogelspotter, en hij weet dat ‘it’s very uncool to be a birdwatcher, because anything that betrays real passion is by definition uncool.’ De dikke middelvinger naar de huidige maatschappij is passie.

Koen Schouwenburg

Jonathan Franzen – Farther Away. Farrar Straus and Giroux, New York. 320 blz. € 14,95