Neil rekte zich uit. ‘Ze zijn laat,’ mompelde hij. ‘Misschien nemen ze toch liever een hond. Nog een quiz dan maar? Hoeveel kans dat je weer wordt gedumpt?’

Toen ik bleef zwijgen stak hij een sigaret op. ‘Vergeet niet, je bent er op proef. Wedden dat ze na een paar dagen zeggen dat je even moet gaan zitten? Dat ze je iets willen vertellen? Iets wat minder leuk is. Dat het niet aan jou ligt, dat je een fijne knul bent, maar dat ze bij nader inzien… En dan fluisteren ze: nou niet zo zielig kijken, in de vakantie ben je welkom en gaan we van alles met je doen. Disneyworld, hoe lijkt je dat? Als troost krijg je dan nog een glas cola, en daarna gaan ze samen met jou je tas inpakken.’

‘Hoe weet jij dat allemaal?’ zei ik.

‘Gehoord. En ik voel dingen.’

Neil. Mijn vriend Neil, die tenminste een echte, 100% wees was. Met gewoon een vader en moeder die hip wilden doen. Naar een dancefestival gingen en op de terugweg op nog een teleurstelling stuitten: een dronken spookrijder.

Geen misverstanden zoals bij mij, met ouders die wel of niet van je hielden; een vader van wie mijn moeder toen ze me hier afleverde zich alleen nog wist te herinneren dat zijn naam met een A begon en dat hij uit Zweden of Noorwegen kwam. Of misschien Denemarken.

Acht minuten te laat reed hun smurfblauwe Volvo in een stofwolk het pad op.

Het rechterportier zwaaide open. ‘Ha, die Silvio,’ zei Mevrouw Kratz. ‘Lieverdje van me.’

Ook Meneer Kratz stapte uit. Hij zwaaide met een camera. ‘Eerst maken we foto’s. Wil je er samen met je vriend op?’

‘Nee, bedankt,’ zei Neil. ‘Ik word al dag en nacht gefilmd door die engerds hier.’ Hij gaf me een vochtige hand. Zijn ogen waren nat.

Jezus, hij huilde.

‘Hé, man, het beste.’ Hij draaide zich om en verdween tussen de struiken.

Ik wilde hem nog iets zeggen, iets aardigs, iets liefs misschien zelfs, vrienden voor altijd, maar meneer Kratz riep: ‘Lachen naar het vogeltje… Zo ja,’ en mevrouw Kratz met haar roodgestifte lippen streelde mijn borst en zei: ‘Nou mag je eindelijk mee. Vanavond krijg je een pizza. Of twee, je bent veel te mager, ik kan verdorie je ribben tellen…’ Ze tilde mijn rugzak in de kofferbak. ‘Kom schat, snel weg hier.’

wordt vervolgd

Gerard van Emmerik