Jong in de meest middelmatige stad van Nederland

De titel van deze eerste roman van Kaweh Modiri (1982) – die ook filmmaker en theatermaker is – refereert aan het debuut van Cees Nooteboom. Dat schept de nodige verwachtingen. Hoewel Meneer Sadek en de anderen een stuk vlotter wegleest dan Philip en de anderen, is het soortelijk gewicht van Modiri’s pennenvrucht aanzienlijk lager. Niettemin geeft het boek een vermakelijk en eerlijk beeld van de beslommeringen van een jonge immigrant.

De roman begint in het Iran van de jaren tachtig, zuchtend onder het bewind van ayatollah Khomeini. De vader van de vijfjarige Sam, Modiri’s alter-ego, is communist en staat op de zwarte lijst. Na een paar pittige huiszoekingen wordt het de familie te heet onder de voeten en besluiten ze te vluchten in hun oude Mercedes, die aangeduwd moet worden om op gang te komen. Als communist lijkt Rusland een logische vluchtkeuze, maar daar wordt de familie van Sam allesbehalve hartelijk ontvangen: ze worden met kroost en al gevangen gezet, om vervolgens een enkele reis Iran te cadeau te krijgen. Ze zijn weer terug bij af.

Een tweede vluchtpoging brengt het gezin naar Istanbul, van waaruit ze naar Nederland vluchten. Ze komen terecht in Amersfoort, ‘de meest middelmatige stad van Nederland’. Sam ervaart de kleinschaligheid van zijn nieuwe leven in een Vinex-wijk als beklemmend. De komst van meneer Sadek, een licht geschifte landgenoot die vanwege paranoïde gedachten niet meer in zijn huis wil slapen en bij het gezin intrekt, is voor Sam dan ook een welkome aanvulling op zijn saaie bestaan. Modiri beschrijft hun ontmoetingen in bondige passages, die de denkwereld van een negenjarige trachten te vertolken. Hij kan echter niet voorkomen dat, door hier en daar al te barokke woordkeuze, de volwassen auteur door Sam heen blijft schemeren.

Met meneer Sadek praat Sam over politiek, de Nederlanders (‘Dit volk heeft geen droom!’), democratie en goed burgerschap. Maar Sadek kan niet voor altijd blijven en verdwijnt even plotseling als hij is gekomen. Sam blijft achter met zijn pathologisch afdingende vader, passieve moeder, zus Nini en broer Kian. Het huwelijk is allesbehalve gelukkig, Nini legt het aan met een foute vriend en Kian rebelleert tegen vaders autoriteit. Sam ontpopt zich te midden van dit alles tot een corrupt ettertje: hij verkoopt de fietsen die voor het oprapen liggen bij het asielzoekerscentrum, vervalst vakkundig zijn rapporten en haalt zich de woede van een tapijthandelaar op de hals. Na meneer Sadek komen ‘de anderen’ in zijn leven: een wulpse asielzoekster, een Afghaans speelkameraadje, de mooie Sali uit Parijs. Een vlucht mondt onverwachts uit in een thuiskomst.

Tussen de regels door speelt Modiri een spel met het beurtelings bevestigen en ontkrachten van de stereotypen die er rondom asielzoekers bestaan. Sam komt er niet genadig vanaf door de wijze waarop hij wordt geportretteerd en er valt door zijn droogkomische beschrijvingen genoeg te lachen. Toch blijft de lezer achter met het idee dat deze roman tot een vollere wijn had kunnen uitgroeien, een meer Nooteboomiaanse kwaliteit had kunnen verwerven, als hij nog een paar jaar was blijven rijpen in het vat dat het hoofd van de auteur heet.

Meriel Benjamins

Kaweh Modiri – Meneer Sadek en de anderen. Thomas Rap, Amsterdam, 208 blz. € 16,90