Wandelen tegen de onverschilligheid

De intelligente Julius van begin dertig wandelt door zijn stad New York. Hij zoekt afleiding en ontspanning van zijn zware werk als psychiater in opleiding. Zijn wandelingen blijken vooral zijn behoefte om na te denken over de stad te stimuleren. De gebouwen, monumenten en tentoonstellingen waaraan bijna iedereen gedachteloos voorbij gaat, is waar hij de meeste belangstelling voor heeft; zij weerspiegelen de geschiedenis.

Al bij de eerste pagina weet je dat Open stad van Teju Cole een debuutroman is van een groot schrijver. Iedere zin is met zorg gekozen en de precieze formuleringen, de verontrustende gedachten en verhalen worden onderkoeld beschreven. Het boek barst uit zijn voegen van de verwijzingen naar literatuur, schilderkunst en muziek die de stad openbreken en laten zien hoe deze zich zo heeft ontwikkeld.

Eenzaam lijkt hij, zoals hij door de straten wandelt; alleen met zijn gedachten over de moderne wereld. Hij hoort nergens bij zoals een jonge Coetzee, uit Portret van een jongeman nergens bij hoort en zich hyperbewust is van wat hij denkt en ervaart. Relaties gaan hem niet gemakkelijk af. Julius had een vriendin, maar dat werd niets en een andere vriendin beschuldigt hem van verkrachting. Hij heeft zelf meer oog voor de stad die overweldigend en tegelijkertijd onverschillig lijkt.

Hij bewondert Freud vooral om zijn literaire gehalte, maar er is één gedachte van Freud die hij niet alleen literair bewondert. Iedereen in New York leeft in angst omdat de ramp van 2001 om het in modern Nederlands te zeggen ‘geen plekje’ heeft gekregen, maar zich wel constant opdringt. Volgens Freud veroorzaakt het niet volledig toelaten of verwerken van rouw tot een hardnekkige angst. Je zou Open stad als een roman kunnen zien waarin die geschiedenis wel wordt verwerkt. Cole laat in een verhaal zonder duidelijke ontwikkeling prachtig zien hoe Julius de onverschilligheid van repliek dient.

Julius denkt associatief, soms ook geconcentreerd over een onderwerp. Hij bedenkt dat hij zijn oma moet gaan opzoeken in Brussel. Hij loopt (weer) door een stad die geteisterd wordt door de angst voor de vreemdeling. In een café ziet hij een aantal Afrikaanse mannen die ’s avonds wat drinken. Aan het eind van de avond vraagt hij waar ze vandaan komen: Rwanda. Ineens is zijn beeld van de avond anders en minder prettig. Wie van die jongens die gezellig stonden te kletsen was een dader? Wie een slachtoffer? Daar gaat dit verhaal om: het is een aanklacht tegen het vergeten. Hij loopt door de verschillende etnische wijken, beschrijft hun geschiedenis en hij ontdoet daarmee het heden van de schijnbare status quo. Met verzorgd proza, bedachtzaam formulerend komt hij tot deprimerende inzichten over hoe de mens met zijn geschiedenis omgaat.

Rieuwert Krol

Teju Cole – Open stad, De Bezige bij, Amsterdam. 314 blz. € 19,90.