De troost van poëzie

Het is vreemd dat over ‘de meest geliefde en gelezen’ dichter van Nederland, die zowel door publiek als critici gewaardeerd wordt, zo weinig wetenschappelijke publicaties zijn verschenen. Ik ken eigenlijk maar één proefschrift over Kopland: Volmaakt onaf: over stijl en thematiek in de vroege poëzie van Rutger Kopland door Stefaan Evenepoel.

In Het leven volgens Rutger Kopland zijn lezingen gebundeld die vorig jaar uitgesproken werden tijdens een symposium gewijd aan Kopland. Arnon Grunberg, Johan Goud, Stefaan Evenpoel en Marjoleine de Vos hielden voordrachten over de al dan niet verborgen levensbeschouwing in de poëzie van Kopland. In een gedegen inleiding van Goud over het waarom van deze bundel staat het zo:

Maar wat Kopland’s poëzie fascinerend maakt, is dat ze meer dan alleen deze ontkenningen uitspreekt. Ze vertolkt een aardse spiritualiteit, die de lof van de oppervlakkigheid zingt maar de echo van wat verdwenen is blijft opvangen. God is in zijn denken en dichten (…) niet simpelweg, maar gecompliceerd afwezig. De grote woorden en de zwaarwichtige vragen roepen weerstand op en worden met ironie ter zijde geschoven, maar ze herleven niet minder vaak en met hernieuwde kracht.

Goud beschrijft Kopland als een dichter die een soort anti-mystiek bedrijft. Hij is op zoek naar een samenhangende levensbeschouwing die je religieus zou kunnen noemen, maar: ‘De dichter is geen boodschapper of leraar, maar een zoeker naar betekenissen die een verzoenend en verwijzend vermogen hebben.’ Erik Borgmans, wiens bijdrage veel minder overtuigt, probeert Kopland nadrukkelijker het land van de gelovigen binnen te leiden. Ondanks alle voorbehoud van Borgmans lijkt het mij onmogelijk om de poëzie van Kopland in een passend religieus jasje te duwen. Door het begrip religie zo op te rekken tot ook de ontkenning van religie binnen haar domein past, ontdoet Borgmans en (in mindere mate) Goud de poëzie van Kopland van haar specifieke eigenschap, namelijk dat ze juist geen omvattend verhaal over de werkelijkheid vertelt en daar juist afstand van neemt.

Kopland is eerder een kritisch humanist in een ‘moerassig’ bestaan volgens Harry Kunneman. Literatuur dus als recept voor een goed leven. Volgens Kunneman heeft de moderne mens twee vluchtroutes uit het fundamenteel ‘moerassige’ bestaan: religie en een optimistisch geloof in de vooruitgang door de rede. Beide zijn niet houdbaar gebleken, aldus Kunneman. De poëzie van Kopland zegt, volgens Kunneman dat je niet moet vluchten maar dat je juist in het moeras moet blijven, omdat er in feite niets anders op zit. Door zo’n ‘groot’ ethisch verhaal op deze gedichten te plakken, lijkt het of poëzie eigenlijk niet meer is dan een mooi verpakt recept. Theologische bespiegelingen en levensbeschouwelijke interpretaties lijken het werk van Kopland niet duidelijker of interessanter te maken. Marjoleine de Vos – die het gedicht Winter van Breughel behandelt – , zegt het in het beste stuk van de bundel zo: ‘dat wat gedichten ‘zeggen’ is, dat weten we allemaal, helemaal niet op een andere manier te zeggen.’ Evenepoel geeft een kritische close-reading van het gedicht Aan een vijver, waardoor het toch even lijkt of wat een gedicht ‘zegt’ ook op een andere manier te zeggen valt.

Grunberg gaat niet in op de poëzie maar op het essay De mens als speelgoed, een tekst van Kopland waarin hij bestreed dat de mens niet meer is dan chemische processen. Grunberg geeft hem daarin gelijk en denkt dat empathie niet altijd moreel goed hoeft te zijn: ‘de neutraliteit van empathie zou best weleens tot ons door mogen dringen aangezien christenen en humanisten empathie tot één van hun belangrijkste afgoden hebben gemaakt.’ Empathie op recept in de vorm van een tablet maakt de mens dan toch weer tot speelgoed volgens Grunberg.

Het leven volgens Rutger Kopland (waarin ook columns van o.a. Tom van Deel, Jaap Goedegebuure en een interview met Kopland zijn opgenomen) laat zien dat de poëzie van Kopland betekenissen genereert die met elkaar in strijd zijn. Dat levert interessante stukken op. Maar zoals De Vos opmerkt: ‘Gedichten beloven niets. Ze geven uitzichten, ze stellen vragen steeds weer, altijd maar vragen en ze antwoorden dat niets blijft (…).’ Het interview (uit 1996) laat zien dat Kopland zich verzette tegen een religieuze interpretatie omdat zijn verzen expliciet iets anders proberen te verwoorden. Toch is het interessant om een theologische en humanistische interpretatie van de poëzie van Kopland te lezen. Het laat zien dat de betekenis niet in het gedicht ligt maar dat de betekenis in het gedrag dat lezen heet, wordt gemaakt. Dat zou je bijna vergeten.

Rieuwert Krol

Johan Goud (redactie) – Het leven volgens Rutger Kopland: Onze vluchtige plek van de waarheid. Klement|Pelckmans, 174 blz. € 19,95.