Taal is de troef in Het rode huis

Je kunt lekker onderuitzakken met de nieuwe roman van Mark Haddon, de auteur van het geroemde boek Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht, in afwachting van een familieverhaal met ‘maaltijden, kaartspelletjes bij het haardvuur en wandelingen in de regen’, zoals de achterflap vermeldt. De flap belooft ook dat er iemand vermist zal raken in een storm, waardoor ‘het kookpunt wordt bereikt’. Spanning en sensatie. Tja. Vuurvaste vingers zijn voor dit boek toch echt niet nodig, want de geïmpliceerde spanningsboog blijft uit. Bovendien zul je vanaf pagina één de kussens moeten opschudden en overeind komen.

In Het rode huis trekken broer Richard en zus Angela met hun gezinnen een week in een vakantiehuis in de buurt van Hay-on-Wye, ergens op de grens tussen Engeland en Wales. Een ontspannen vakantie wordt het niet, want de personages raken hopeloos verstrikt in hun frustraties, oud zeer en onderlinge spanningen. Door de voortdurende perspectiefwisselingen en de associatieve schrijfstijl van Haddon ontstaat een warboel van emoties die voor de lezer net zo onoverzichtelijk is als voor de acht personages. Vaak kun je, aan de hand van kenmerkende eigenschappen of door het taalgebruik, raden welk personage er aan het woord is. Af en toe gok je verkeerd en moet je een stukje terug, om de tekst weer in de juiste context te kunnen plaatsen. Gemakkelijk leest dat niet, maar leuk is het wel.

De familieleden maken uitstapjes, maaltijden en ruzie. Allianties worden gevormd en weer ontbonden, soms binnen het tijdsbestek van een paar uur. Het gaat niet om gebeurtenissen, maar om de achtvoudige eenzaamheid die binnen één familie bestaat. Haddon maakt gebruik van tegenpolen: de geslaagde arts versus de werkloze huisman, de begeerlijke tweede vrouw versus de corpulente juf, de populaire tiener versus het treurige buitenbeentje. Het lijkt alsof er zo veel mogelijk sociale tegenstellingen in het verhaal zijn gestopt, om vervolgens te laten zien: ieder mens kent innerlijke demonen, ongeacht zijn of haar maatschappelijke succes. Die moraliserende toon is helaas vaker te horen tijdens het lezen van Het rode huis.

Haddon wekt niet de illusie dat er gedurende een week grote veranderingen ontstaan in de problematische familierelaties. Wel verwerven de personages afzonderlijk belangrijke inzichten, die voor de lezer spijtig genoeg weinig opzienbarend zijn. De kracht van Het rode huis zit duidelijk niet in de thematiek, maar in de vorm en het taalgebruik. ‘Hij droomde ervan dat ze onverwachts zou overlijden en hij de vrijheden weer ontdekte die hij twintig jaar geleden allemaal had ingeleverd. Vijf minuten later had hij dezelfde droom en herinnerde hij zich hoe slecht hij die vrijheden de eerste keer had benut en hoorde hij de karretjes met hun piepende wielen en zag de zakken met vloeistof. Al die andere levens. Uiteindelijk leidde je ze toch niet.’ Het klinkt teleurgesteld. Maar ook mooi.

Marleen Nagtegaal

Mark Haddon – Het rode huis. Vertaald door Harry Pallemans. Atlas Contact, Amsterdam. 268 blz. € 18,95.