Toen ik weer wakker werd, was het vijf minuten later op mijn mobiel.

Er bewoog zich iets door de kamer. Een schim, die zich langzaam naar het raam verplaatste, het gordijn opzij schoof en aan de balkondeuren voelde. Hildegard. Ze draaide zich om.

‘Heb ik je nou toch wakker gemaakt?’ fluisterde ze. ‘Of was je nog niet in dromenland? Ik zou je komen instoppen. En beloofd is beloofd, dus…’

Ze liet zich op de rand van het bed zakken. Haar rokersadem streek langs mijn kin. ‘Sorry, ik moest nog een miljoen karweitjes doen. Borden in de afwasmachine, haar kammen, Facebook… Van die onzindingetjes die best morgen hadden gekund, maar ik ben zo blij dat je er bent, dat ik… Ik wilde gewoon zo lang mogelijk kunnen denken: ik ga hem straks instoppen. Onze zoon! Begrijp je dat?’

Ik zei dat ik het begreep, allemaal.

‘Vind je het fijn, tot nu toe?’ Ze kneep zachtjes in mijn neus.

‘Ja,’ zei ik.

‘Wij ook. Je vader en ik. Wat zijn we blij met je. Enorm blij. Je hebt vandaag ontzettend je best gedaan. En je praat al zo volwassen. Hé…’ Ze snoof nadrukkelijk. ‘Wat ruik ik? Heb je jezelf lekker…? Pas de problème, we zijn hier niet van het kleingeestige. Als je bedenkt dat tachtig procent van de psychische problemen ontstaat door seksuele bekrompenheid van de ouders. Tachtig! We gaan anders met elkaar om, oké? Je mag ons alles vragen.’

Ik knikte naar het donkere vlak dat haar hoofd was.

Een poosje zweeg ze, toen zei ze: ‘Ik ben niet bang.’

Ik wachtte totdat ze zou gaan uitleggen waarvoor ze niet bang was, maar ze begon over Karl. Dat hij morgen weer aan de slag moest. Of ik wist wat hij voor werk deed.

‘Iets belangrijks, zeiden ze.’

‘Wie? Wie zeiden dat?’

‘De begeleiders.’

‘Vertel hem dat vooral, dat zal hem plezier doen. Na alle commotie.’

Meer liet ze er niet over los en ik vroeg ook niets. Als ik de kans te worden gedumpt wilde verkleinen, moest ik niet meteen met allerlei vragen komen of bekennen dat ik allang met Neil op Wiki had gelezen dat Karl Kratz de schrijver was van een boek over een of andere jonge crimineel. Een bestseller die uit de handel was genomen omdat er bijna niets van klopte.

‘Silvio?’ Hildegards stem leek die van een meisje. ‘Zal ik maar hier blijven? Zo’n eerste nacht moet je niet in je eentje doorbrengen.’

‘Ja, goed,’ zei ik.

Ze knipte een lampje aan. Pas nu zag ik dat ze al in pyjama was. Groen, met gele streepjes. ‘Even mijn tanden poetsen en je vader welterusten zeggen.’

Honderd tellen later was ze terug met een stretcher. Zwijgend klapte ze het frame uit. ‘Ik zet hem hier in de hoek,’ zei ze. ‘Dan heb je geen last van me. Welterusten.’

‘Zal ik niet op dat ding?’ stelde ik voor. ‘En dat u…’

‘Je.’ Hildegard trok een geblokte sprei over zich heen. ‘Je, geen u. En nee, geen sprake van, ik slaap er zo vaak op. Elke keer als je vader weer eens te hard snurkt.’

Zo rustig mogelijk haalde ik adem. Vanaf de stretcher ademde mijn nieuwe moeder in eenzelfde ritme. Soms loerde ik even door mijn wimpers heen. Bewegingloos lag ze op haar rug.

Opeens fluisterde ze: ‘Ben je het echt?’

‘Ja,’ fluisterde ik terug.

Waarschijnlijk was ik het echt. Of had ik het in me om het te worden.

Gerard van Emmerik