Absurdistische schelmenroman

Debutant Stephan ter Borg probeerde zijn pen eerder als redacteur van satirische studentennieuwsblad Propria Cures, waarvan de website vermeldt dat Arjan Peters een ‘keiharde soepstengel’ kreeg van dit debuut. Qua stijl wijkt Oerang-oetans drijven niet nauwelijks af van de schertsende stukken waarin PC grossiert. Het is humor die herinnert aan Brusselmans, gehuld in ijzige en laconieke observaties die iets vroeg-Reviaans hebben. Het is witzigheid troef, terwijl er, ondanks alle absurde lotswendingen die Ter Borg zijn hoofdpersoon laat doorstaan, een droef beeld ontstaat van de condition humaine in het episch centrum der saaiheid (Hilversum).

Het episodische verhaal komt zeker in aanmerking voor de kwalificatie bildungsroman, maar door de humoristische aard niet in de traditionele zin des woords. De hoofdpersoon, die naamloos blijft, groeit op met een gehandicapte broer, Ernst. Ernst staat wat betreft verstandelijke vermogens gelijk aan een baby, wat betreft zijn lichaamsomvang betreft echter allerminst: hij is meer dan twee meter lang en kan eten als een slootgraver. De jeugd van de hoofdpersoon staat in de schaduw van Ernst; soms lijkt hij haast te verlangen naar diens verwachtingsloze, toekomstarme maar toch aangename levenswijze.

Hoewel hij zijn op epische wijze in de horeca miskleunende vader en slovende moeder eigenlijk niet kan velen, blijft onze held na de middelbare school toch thuiswonen in ‘Hilllywood’. Studeren lijkt hem niets, maar werken eigenlijk ook niet. Op aandringen van zijn ouders verwerft hij een betrekking als postbode, om na het ritueel verbranden van alle niet persoonlijke post die hij had moeten bezorgen aan de slag te gaan als fondsenwerver. Bij deze baan komen zijn kwaliteiten als fabulant goed van pas; bewapend met een rijk arsenaal aan fantasieverhalen over het schrikbewind van generaal Orangina in Zimbambique wordt hij een topper voor sos Kinderdorpen en Amnesty.

En zo raakt onze held in nog veel meer knotsgekke, doldwaze avonturen verzeild. Zijn vader opent achtereenvolgens een chique nautische club en een feestcafé, die respectievelijk aan een gebrek en een overdosis aan in schuim badende klanten ten onder gaan. Daarnaast tracht onze sokkenheld zijn brood nog te verdienen als dealer in het op coke draaiende Mediapark, maar door een optreden als streaker wordt die carrière in de kiem gesmoord. Verder ingrediënt voor geschuddebuik is de moeder, die als oudere studente een vervreemdende inkijk in het studentenleven biedt. Soms zijn de verwikkelingen zo over the top dat het lachen je vergaat.

Al met al blijkt de gehandicapte Ernst uiteindelijk nog de normaalste van het gezin. Het zijn de beschrijvingen van de wereld die zich om hem heen ontspint – de meewarige blikken van voorbijgangers, de aanvankelijke hoop die zijn ouders over zijn geestelijke vermogens koesteren, de eeuwige stukjes worst bij de slager, de instelling Villa Zonneschijn die zijn dagen ad absurdum vult met activiteiten, de ontmaskering van de zogenaamd goedbedoelende gehandicaptenwerkers – die, omdat ze gespeend zijn van ieder misplaatst medelijden en tegelijk erg grappig, Ter Borgs schrijftalent het best uit de verf doen komen.

Meriel Benjamins

Stephan ter Borg – Oerang-oetans drijven niet. Prometheus, Amsterdam. 240 blz. € 17,95.