Bij een groep horen

Wie een vruchtbaar onderzoek wil doen naar het oeuvre van Tommy Wieringa zou eens moeten inzoomen op het nomadische type dat ronddwaalt door zijn boeken. De personages die zijn romanwereld bevolken trekken letterlijk de wereld over. Je hebt ook personages die alleen spiritueel op reis gaan (Fransje in Joe Speedboot bijvoorbeeld, met zijn fascinatie voor de samoerai). In Dit zijn de namen heb je te maken met een groep mensen die over een steppe vlucht, op zoek naar de bewoonde wereld en daartegenover de drieënvijftigjarige Pontus Beg, een licht corrupte politiechef in Michailopol. Hij laaft zich af en toe aan Chinese wijsheden, wat niet altijd even makkelijk is als je in een troosteloze flat woont:

Onder ruisend bamboe langs de vlietende rivier is het gemakkelijker om onthecht gedachten te hebben dan op vijfhoog bij de gorgelende verwarmingsbuizen en het spoelwater in de valpijpen. De stoelgang van de buren.

Wieringa beschrijft het leven van de groep mensen die door mensensmokkelaars bedot zijn en het leven van Pontus Beg in alternerende korte hoofdstukken. In tegenstelling tot Joe Speedboot en Caesarion is Dit zijn de namen veel soberder getoonzet. De hongerige en dorstige groep mensen blijft als gezelschap bij elkaar ondanks verraad, diefstal en moord. Die continue strijd om te overleven wordt hard beschreven. Als er iemand sterft in de groep, valt de rest als een zwerm gieren aan op de prooi. Alles wat bruikbaar is, zoals schoenen, wordt gejat. Wieringa tekent de mens zoals hij in essentie is: een roofdier.

Heel erg veel verschilt die wereld niet van het stadje Michailopol waar onverschilligheid, ambtelijke willekeur en corruptie de overhand hebben. Een stad met een likje beschaving, maar met de wetten van de jungle. Dit zijn de namen zou een inktzwarte beschrijving kunnen zijn van de maatschappelijke realiteit in veel landen, misschien zelfs voor de hele mensheid. Toch is er sprake van een bepaalde ontwikkeling die nog enige hoop biedt. Zie je aan de ene kant de verdierlijking van de groep mensen die rondtrekt over de steppe, aan de andere kant wordt Pontus Beg gegrepen door het joodse geloof, als hij contact zoekt met een rabbijn, de laatste overgebleven Jood van Michailopol, die een collega-rabbijn moet begraven. Uit de krochten van zijn geheugen komt bij Pontus een Jiddisch versje naar boven dat zijn moeder vroeger altijd zong en opeens opent zich de mogelijkheid dat hij zelf tot het uitverkoren volk hoort. Hij gaat zich verdiepen in de gebruiken, rituelen en geloofsopvattingen van het Joodse volk.

Daarmee wordt Dit zijn de namen ook een roman over de kracht van oeroude beschavingen en alleen al het vermoeden dat hij een Joodse achtergrond heeft, verandert Pontus wezenlijk. Hij is niet langer een eenling, maar hoort ergens bij. Die gewaarwording vindt, op een veel gruwelijker manier – als een afschrikwekkende kopie van een oude beschaving – ook plaats binnen de uitgehongerde groep. In het tweede deel van de roman komen deze twee verhaallijnen samen.

Na het meer barokke Caesarion is Dit zijn de namen, zoals gezegd, veel soberder en ernstiger van toon en meer dan de vorige boeken heeft deze roman een actuele waarde door wezenlijke vragen te stellen over de aard van een samenleving, in kleiner of groter verband. Wieringa doet dat zonder de trukendoos te openen met bekende Nederlanders en werkelijk gebeurde geschiedenissen, zoals Leon de Winter dat eerder dit jaar deed. Dat maakt Dit zijn de namen tot een waardevol en tijdloos boek.

Coen Peppelenbos

Tommy Wieringa – Dit zijn de namen. De Bezige Bij, Amsterdam, 304 blz. € 19,90.