Louter effectbejag

Het rumoer rond een boek zet je soms aan tot het lezen ervan. Zo was het gewelddadige karakter van de roman Wij door de uitgever enigszins aangezet in de media. De schrijver Elvis Peeters en zijn vrouw Nicole Van Bael haalden er zelfs De Wereld Draait Door mee, maar dat was niet echt een geslaagd optreden te noemen.

Wij gaat over een groep jongens en meisjes, pubers, die van verveling niet weet wat ze moet doen. Zo vinden ze het leuk om verkeersongelukken te veroorzaken (direct aan het begin van de roman) en later om van alles in hun geslachtsorganen te laten stoppen. Dat loopt wel een keer uit op een onsmakelijke scène met een wesp. Bij weer een andere scène wordt er zelfs een meisje gedood als er wat onhandig een stuk ijs naar binnen geschoven wordt. Later verwordt de groep tot een aantal jongens die de meisjes laten hoereren.

Het nadeel van dit boek is dat het de lezer allemaal geen moer kan interesseren. Dat ligt aan twee romantechnische fouten. Ten eerste wordt het verhaal verteld vanuit een ietwat onduidelijk wij-vertelstandpunt, waar maar af en toe wordt overgeschakeld naar een ik-figuur. Dat heeft tot gevolg dat je je met niemand in het boek daadwerkelijk kunt identificeren. Het blijft een wat amorfe groep. Ten tweede hebben de schrijvers de ergste zaken voorin het boek gezet. Naarmate het boek vordert, kom je steeds meer terecht in het genre loverboy-jeugdromans waar de markt de laatste jaren mee wordt overspoeld.

Die amorfe, verveelde groep jongens en meisjes wil maar niet tot leven komen. Er zit gelukkig één intellectuele jongen bij die de hele tijd boeken leest van filosofen, maar behalve dat er hier en daar een naam gedropt wordt van een schrijver, gebeurt er weinig mee. Het ergst van alles is dat je in vele stukken tekst niet de stem van een jongen of meisje hoort, maar de stem van een ouder schrijversechtpaar dat denkt te weten hoe jongeren denken. Neem nou eens de volgende passage:

Natuurlijk speelden wij vaak op computers, we hadden draagbare gamecomputers, we hadden onze telefoons, voor de geringste boodschap verstuurden wij berichten, de wereld was nooit ver weg, te allen tijde kon je een anker uitwerpen, aan de zijlijn gaan staan. We hadden ieder onze iPod, soms luisterden we urenlang naar muziek, ieder naar zijn eigen nummers, terwijl mijn hand op de borst van Femke lag en de hand van Femke op mijn pik. Want het werkelijke echte leven was toch het lichaam van de ander, dat hadden we allang door.

Hier is denk ik de filosoof aan het woord. Aan wie legt hij eigenlijk uit dat er gamecomputers zijn die ook nog draagbaar zijn? Dat ze voor de geringste boodschappen berichten verstuurden? Zo denken oude mensen over pubers. Het valt nog mee dat er bij die telefoons niet staat dat ze ook draagbaar waren. Mobieltjes zeg maar, zonder snoer.

Misschien worden sommige lezers wat misselijk van bepaalde scènes in dit boek, ik had dat ook, zo’n smerige smaak in je mond omdat je zag dat hier niet de psychologie van een generatie wordt ontrafeld of een realistisch beeld gegeven van de huidige jeugd, maar dat dit louter een boek is dat op effectbejag uit is.

Coen Peppelenbos

Elvis Peeters – Wij. Podium, Amsterdam. 172 blz. € 16,50.

Verscheen eerder op Literair Nederland, 29 juli 2009

De auteur schreef naar aanleiding van deze recensie de volgende reactie:

beste Coen,

Wat jij romantechnische fouten noemt, zijn voor mij romantechnische keuzes.

Het verhaal wordt noch consequent vanuit een Wij-perspectief, noch consequent vanuit een bepaalde ik geschreven. De opmerking dat dit tot gevolg heeft dat je je met niemand uit het boek kunt identificeren, is wellicht terecht. Maar daar is het mij als romanschrijver ook niet om te doen. Onze vorige roman De ontelbaren, schreven we vanuit wel 52 personages en ook toen luidde bij sommigen de kritiek dat het onmogelijk was om je met iemand uit het boek te identificeren. Dat zij dan maar zo, dat is echt een keuze die wij maken. En elke keuze heeft zijn voor- en nadelen. Een roman is niet het echte leven, al kan hij er over berichten. Wij weten wel dat het makkelijker is voor een lezer als hij zich met één personage, of met een paar, kan identificeren, maar we willen niet altijd voor die weg kiezen. Trouwens ook onder filosofen en psychoanalytici heerst de twijfel of we ook in het dagelijkse leven onder mensen nog wel kunnen spreken over duidelijk afgebakende en makkelijk inleefbare ikken. Ook de tweede romantechnische fout is een romantechnische keuze. Al vinden wij niet dat we de ergste dingen vooraan hebben gezet, het zijn misschien wel de heftigste. De scène met de wesp hoort volgens ons romantechnisch wel degelijk thuis bij het begin van het boek, ook al komt ze chronologisch een jaar later dan de eraan voorafgaande en erop volgende passages. De heftigheid kan alleen maar werken als ze de lezer meteen in het gezicht wordt geworpen, hij hoeft niet te veel daarop worden voorbereid.

Het loverboy-aspect is in de roman zeker aanwezig, maar geldt slechts ten opzichte van één van de vijf meisjes, en nadat één van de oorspronkelijke vier is overleden.

Dat je in het boek niet de stem van een jongere hoort, maar die van een ouder schrijversechtpaar (op zoek naar effectbejag) wil ik graag betwijfelen. Overigens is een helft van dat oudere echtpaar, als uw blogprofiel klopt, hooguit twee jaar ouder dan jij, en de andere helft slechts een vijftal jaar. Vooral de passage die je aanhaalt om dat te illustreren is slecht gekozen. Ik weet niet wat een gamecomputer in Nederland is, maar hier zijn dat flinke bakken die je niet zomaar verplaatst, met vaak twee of meer schermen, een draadloos toetsenbord, draadloze muis en vaak drie of vier processors, draagbare versies daarvan zijn alleen voor de happy few weggelegd die het kunnen betalen, zoals de jongeren uit het boek. Wat jij bedoelt zijn wellicht gameconsoles, die altijd draagbaar zijn en waarbij dat inderdaad niet vermeld moet worden, zoals Xbox 360, PS3 of Wii.

Tegen wie vertelt die jongen dat? Tegen de lezer. Elk personage richt zich tegen de lezer, maar in dit boek zou hij zich ook tot een onderzoeksrechter of een advocaat kunnen richten, in het boek wordt dat twee keer bescheiden gesuggereerd, voor wie het zou opvallen.

Bovendien willen wij met het boek geen beeld van de huidige jeugd ophangen, noch de psychologie van de hedendaagse pubers ontrafelen. In niet één van onze boeken worden personages psychologisch accuraat onderbouwd. Wij schrijven vanuit de taal die door de personages wordt gesproken en waarin ze denken en dat heeft weinig met echte spreektaal te maken. De beschrijving van hoe de groep tot het spel met de wesp komt is immers ook geen spreektaal, ook geen jongerentaal, maar laat op suggestieve en poëtische wijze zien hoe een gedachte tot stand komt en hoe een idee rijpt vertrekkend van bepaalde handelingen en concrete beelden.

Voor mij handelt Wij niet over deze pubers zelf, ze worden hier allen maar ingezet om oudere generaties (vooral 40ers, 50ers) een spiegel voor te houden, want de ethiek en geplogenheden die deze generaties aan de jongeren in het boek doorgeven, worden door die laatsten rücksichtslos en consequent in de praktijk gebracht, en 85 % daarvan hebben we uit de kranten en de media kunnen plukken. De Wij uit het boek wijzen daar overigens vaak op, hoe zij zich baseren op de economie die ze kennen van hun ouders.

Hartelijke groet,

Elvis Peeters

Waar ik weer kort op reageerde:

Beste Elvis Peeters,

Dank voor de vriendelijk getoonzette reactie (op Literair Nederland nog iets langer) die langer is dan mijn hele recensie. Ik zal mijn argumenten niet herhalen, want waarschijnlijk verwacht ik van een boek iets anders dan wat de schrijver heeft beoogd. Daarover zouden we het moeten hebben wat mij betreft.

Wat ik een romantechnische fout noem, noem jij een romantechnische keuze. Dat is natuurlijk het goed recht van een schrijver, maar zo voorkom je elke kritiek, want alles is terug te brengen tot een keuze.

De meest interessante opmerking staat aan het einde van je brief, want daar wordt onder woorden gebracht dat de roman wel degelijk een doel heeft (namelijk een spiegel voorhouden aan een wat oudere generatie, zeg maar mijn generatie). Ik denk dat dat doel niet bereikt wordt juist omdat de mogelijkheid tot identificatie, met wie dan ook, ontbreekt. Dat 85% van de ‘uitwassen’ in dit boek al bekend zijn vanuit de media geeft al aan dat deze generatie het allemaal geen donder kan schelen. Zij zal niet in actie komen bij een bericht in de krant en ik vermoed dat hetzelfde zal gebeuren bij dit boek. ‘Het is toch wat met die jeugd van tegenwoordig,’ zullen wij zeggen en overgaan tot de orde van de dag. Om iemand werkelijk te raken, is die identificatie noodzakelijk naar mijn mening.

Met vriendelijke groet,

Coen Peppelenbos