Een zinnelijk boek

Sla voordat u Geuren van Philippe Claudel (1962) gaat lezen het boek eens op een willekeurige plaats open, druk uw neus tegen de band en snuif een paar tellen lang aan het papier. Een zweem van hout, van gevallen bladeren, gewassen lompen, lichte schimmel, van een bedauwd mostapijt, van de pot houtlijm op de lagere school, van een overall met olievlekken, van een net geteerde weg, van een lichtverbrande huid na een dagje zee. We leven in een beeldcultuur, maar niets weet ons verleden zo direct op te roepen als een geur die ineens de neus beroert. Of zelfs maar de beschrijving ervan.

Onze wereld droomt ervan om geurloos te zijn, dat wil zeggen onmenselijk. In voorbije eeuwen had alles een geur, zowel het goede als het kwade. Wij proberen de geuren van onze lichamen en onze steden te verbergen alsof het halsmisdadigers zijn die ons er te veel aan herinneren dat we onwelriekende lichaamsstoffen voortbrengen.

In drieënzestig alfabetisch gerangschikte miniatuurtjes beschrijft meesterverteller Claudel, vooral bekend van het in vele talen uitgebrachte Grijze zielen, de herinneringen aan zijn geboorte- en woonplaats Dombasle-sur-Meurthe in de Vogezen. Hoewel de lemma’s soms een ruraal karakter hebben, is de beleving universeel, zeker voor generatiegenoten. Dit is, zo verklaarde Claudel tijden interviews in Frankrijk, zijn meest persoonlijke boek.

Waar uitgevers in het kader van het verdienmodel liever grote romans publiceren, wordt een mens een schrijver om een kleinood als Geuren te kunnen scheppen. Claudel weet met woorden alle zintuigen te prikkelen. Soms is een geur immers een kleur, een beeld, een geluid, een gevoel, een smaak. Je ziet het goudgeel van het hooi en het opkringelen van de rook van de Gitanes en de Gauloises, je voelt de consistentie van de aardkluiten, je hoort de dekschilden van duizenden insecten die bezig zijn met een kadaver en je proeft de smaak van de gefrituurde schermbloemen. Bovenal wordt ons geheugen van de parfums van de wereld aangesproken. De lezer wordt getrakteerd op een fijnzinnig, laconiek geschreven alfabet van het leven.

Claudel lijdt aan astma. De coach van een jeugdelftal wil hem doen geloven dat hij de laatste troef is. Maar hij komt nooit van de reservebank. Na elke voetbalwedstrijd doet hij zijn tenue weer in zijn tas. Zijn moeder hoeft het niet te wassen. ‘Zij is er wel blij mee.’ In dit soort terloopse zinnetjes schuilt enorme kracht. Vrijwel elk lemma wordt afgesloten met een waarneming die aankomt als een mokerslag. Na het overlijden van zijn vader ontruimd Claudel het ouderlijk huis. Hij merkt dat hij er niet meer op z’n plaats is. ‘Als ik nog langer blijf word ik verkouden, voel ik. De dood vatten, wordt dat in deze streek genoemd.’ Voorbeelden te over. In dit alfabet zit werkelijk geen enkele zwakke letter.

Ieder werkwoord heeft een parfum. Ieder woord roept in het geheugen een plek op met de bijbehorende geuren. En uit het verhaal dat langzaam maar zeker wordt geweven, dat lukraak wordt gevlochten uit het alfabet en je herinneringen, ontstaat een prachtige rivier, geurig en met duizend zijarmen, van het leven dat we gedroomd hebben, het leven dat we geleefd hebben en het leven dat nog komt, die ons beurtelings meevoert en ontsluiert.

Doe de geurkaarsen en de geurvreters de deur uit, zet de deksel van de afvalbak omhoog, nestel u met uw natte regenjashond bij de open haard en neem dit zinnelijke boek stukje bij beetje tot u. Geuren is het mozaïek van een mens die Philippe Claudel heet, maar in feite ons allen beschrijft. Echte schrijvers zijn bij machte om de tijd stil te laten staan.

Guus Bauer

Philippe Claudel – Geuren. Vertaald door Manik Sarkar. De Bezige Bij, Amsterdam. 224 blz. € 17,50.