Ik wil dood

Dat Willem Thies de belangrijkste debutantenprijs voor poëzie zou winnen, de C. Buddingh’-prijs, had niemand van tevoren gedacht. Van het rijtje: Thomas Möhlmann, De vloeibare jongen, Prometheus, Els Moors, er hangt een hoge lucht boven ons, Nieuw Amsterdam, Alexis de Roode, Geef mij een wonder, Podium en Willem Thies, Toendra, Uitgeverij 521, was de laatste de echte outsider. Ik had mijn geld op Thomas Möhlmann gezet, die in mijn ogen (net als Jan-Willem Anker) een van de meest intrigerende debuten van het afgelopen jaar geschreven had. Ik ben geen groot gokker.

Toendra (mooi uitgegeven in de Sandwich-reeks, voor de overigens schandalige prijs van €16,90) kende ik nog niet. Je gaat lezen en je hoopt overvallen te worden door een talent dat Möhlmann en Anker kan overtreffen. Helaas gebeurde dat niet: de poëzie vind ik inhoudelijk romantische verhaaltjes van een adolescent met teveel doodsverlangen. Als je er eenmaal op gaat letten wordt het terugkerende motief van de dood haast komisch. Het eerste gedicht ‘Sparagmos’ gaat over een ik die in een slachthuis werkt en dat gedicht eindigt met ‘Ik knik, en ga door met mijn werk, hersenen / verwijderen, de grote en de kleine.’ Het derde gedicht begint aldus ‘Men pekelde mijn lichaam en legde het te drogen’. Gedicht vijf, de ik kent weinig triviantvragen, maar weet wel hoeveel joden zijn vermoord ‘in Auschwitz-Birkenau, Bergen-Belsen, Treblinka, / Sobibor.’ Gedicht zes: ‘een doodgedrukte baby, een engel in schreven.’ Zeven ‘kapot te maken / gewoon omdat het je anders / misschien zou kunnen overleven?’ Acht, gedicht ‘Autobiografie’: ‘dit zou het einde moeten zijn.’ Laatste regel van gedicht Kerkhof: ‘ook al zijn ze dood’, van gedicht Ruïnetekens: ‘sterft’, van gedicht ‘Insecticide’: ‘terwijl god ergens sterft van verveling’, van gedicht Vermaak!: ‘gaat hij eraan’, van gedicht ‘Blauw’: ‘we boren ademgaten in een doodskist en noemen het vrijheid’, van ‘De stenen wachter’: ‘blauw: hij was dood’, van ‘Elegie’: ‘ik wil van glas zijn en breken’. Etcetera. Kortom: Willem Thies is geen lachebekje.

Dat hoeft hij ook niet te zijn, maar ik vind dit teveel koketteren met een thema. Het doet me teveel denken aan te jonge dichters die dwepen met hun doodsdrift. En juist omdat ze zelf vaak nog niet echt iets mee hebben gemaakt, wordt de inhoud vals.

Naast de doodsgedichten staan er ook nog enkele gedichten in deze bundel met een ander thema, waarin Thies af en toe iets probeert met de vorm. Zo wordt Ilja Leonard Pfeijffer weer eens op de hak genomen (Esther Jansma ging Thies voor) in ‘De vuurvogelvanger’: ‘mijn meccanowoordenbouwwerken zijn wankel / noch vergankelijk’. Ik denk niet dat Pfeijffer er wakker van ligt.

Dieptepunt vind ik het gedicht ‘Kat uit de boom’.

niet verliefd worden
tenzij jij ook op mij
dan nog wachten
tot de ander
het als eerste zegt.

Ik gun iedereen zijn prijzen, maar ik denk dat er dit jaar wel betere debutanten waren.

Coen Peppelenbos

Willem Thies – Toendra. Uitgeverij 521, Amsterdam. 48 blz. € 16,90.

Verscheen eerder op Literair Nederland, 6 juli 2006.