Niets is wat het lijkt

Voor een jong, dakloos meisje zijn bioscopen een prima plek om te overnachten, je moet alleen wel geduld hebben. […] ‘Juffrouw,’ zegt een mannenstem. ‘Vooruit nu. U moet wakker worden.’ Het is de portier die mij wakker port. […] ‘Ik moet morgen een stukje voor de krant schrijven,’ verzin ik. ‘Over deze film.’

De openingsscène van Stille mensen van Esther J. Ending zet direct de toon. Het voordeel van het schrijven in de eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd is dat de lezer direct in het verhaal wordt gezogen, je maakt de ‘roadtrip’ die elk boek toch in wezen is live mee. Nadeel is dat men vaak de hoofdpersoon associeert met de schrijver. Desgevraagd heeft Ending net als hoofdpersoon Nicky een tijd doorgebracht in een kraakpand, maar daarmee houdt de vergelijking wel op. Het is duidelijk dat Ending weet waarover ze schrijft, maar ze had net zo goed een gevangenis, een ziekenzaal of een bejaardentehuis als decor kunnen nemen. Ze onderzoekt in de roman namelijk de interactie tussen mensen die ‘tot elkaar veroordeeld zijn’ en in dit specifieke geval, en daarom is de kraakscène goed gekozen, ook wat er overblijft van het idealisme van de jeugd van de jaren tachtig.

Er zijn ooit meerdere experimenten gedaan met groepen mensen, nette burgers die als vredelievend te boek stonden. Ze werden opgesloten in een complex en de ene helft mocht cipier spelen en de andere helft werd gevangengezet. Vrijwel alle ‘bewakers’ bleken in staat tot wreedheid en ‘gevangenen’ manipuleerden en verlinkten elkaar. Ook toen de rollen omgedraaid werden, bleken zelfs de zachtmoedigsten tot hun eigen verbazing in staat tot de meest vreselijke daden. Macht lijkt hoe dan ook te corrumperen.

Nicky, blonde pijpenkrullen, is blij dat ze een kamer krijgt toebedeeld in het kraakpand Pandemonium. Ze komt, net als de meeste van de bewoners zo zal later blijken, uit een rijk, gebroken gezin. Ze is gevlucht voor de ietwat bedillerige vermogende oma die haar heeft opgevoed. ‘De straat is een roofdier’ voor dit intelligente, maar ook naïeve meisje, geboren als Nicasia. De beeldschone Verena pikt haar op in de bioscoop, haar dominante vriendje Harm is min of meer de baas in het enorme voormalige weeshuis (sic!) dat gekraakt is. De vleugels zijn opgedeeld. Er wonen punkers, ultra’s, artiesten, filosofen, hippies en junkies, die elkaar eigenlijk niet kunnen luchten. Ending schept precies de juiste beklemmende sfeer. Ja, zij vergroot de stereotypes uit, maar door haar vloeiende stijl en het gekozen perspectief komen de verschillende personages echt tot leven. Idealisten zijn het. Ze gaan het beslist anders doen dan hun ouders. Ze zetten zich af tegen de vorige generatie, maar verzanden eigenlijk in precies dezelfde valkuil: regeltjes, huisvergaderingen, broodpasjes, verordeningen, commissies. Om een ironische mededeling van het prikbord in het Pandemonium te citeren: ‘Laten we de ziekten van onze democratie genezen met nog meer democratie.’

Stille mensen is een waarheidsgetrouwe schets van de no-future-generatie, af en toe heel adequaat opgeleukt met opvallende typografie. Een herkenbaar tijdsbeeld, met goed gedoseerde humor én met spanning. Niets is wat het lijkt. Ending heeft aan het slot nog een mooie twist in de aanbieding. Een achtergelaten brief zorgt dat het boek kantelt. Na een veelbelovend debuut, een zeer geslaagd vervolg, en we weten allemaal hoe moeilijk de tweede roman is. Wie uniek is, is eenzaam, concludeert Nicky. Het individu verliest het bijna altijd van de groep. Haar opa zaliger had haar al gewaarschuwd. ‘Ieder mens wordt ooit afgewezen, in de liefde, op het werk of op een ander vlak; als je dat maar in je achterhoofd hield, meende hij, dan kwam de klap minder hard aan.’

Guus Bauer

Esther J. Ending – Stille mensen. Prometheus, Amsterdam. 448 blz. € 19,95.