Zekerheden aan gruzelementen

Het eerste wat opvalt als je Dagboek van een slecht jaar van J.M. Coetzee opslaat, is de vorm. In het begin twee, maar als snel drie verhaallijnen lopen parallel onder elkaar op de bladzijde. Een vormexperiment dat je dwingt tot een keuze: lees je drie keer het hele boek, maar steeds een andere strook, of probeer je zo goed en kwaad als het kan per bladzijde de drie verhalen te volgen.

De laatste optie is goed te doen. Het bovenste deel van de bladzijde bestaat namelijk uit korte pamflettistische stukken over actuele thema’s. In het middendeel van de bladzijde lezen we over de gedachten van de schrijver van die stukken. Vooral zijn verliefdheid op de Filippijnse vrouw Anya die bij hem in de flat woont en de stukken voor hem uittikt komt aan de orde. Het onderste deel zijn weer de gedachten van Anya over de schrijver en zijn stukken.

De schrijver, meneer C. genoemd, lijkt wel erg op Coetzee. Net als hij is meneer C. in Australië gaan wonen na een leven lang in Zuid-Afrika te hebben gewoond. En alhoewel meneer C. ouder is dan Coetzee en er voorop het boek ‘roman’ staat mogen we toch aannemen dat we hier te maken hebben met de Nobelprijswinnaar, want Anya vindt bij hem een ingelijste perkamentrol ‘met een heleboel tierelantijnen en een groot rood waszegel in de hoek.’

Het lezen van die pamflettistische stukken is een verontrustende aangelegenheid, want Coetzee stelt al je zekerheden ter discussie. Wat is een staat? Wat is democratie? Wat is terrorisme? Wat is pedofilie? Wie is Tony Blair? ‘Wat gewone mensen de keel uit begint te hangen is om verklaringen van hun regeerders te moeten aanhoren die nooit helemaal waar zijn’. Het is niet bepaald lekkere lectuur, maar je wordt wel uitgedaagd om je eigen standpunten te toetsen aan zijn denkbeelden.

‘Waarom schrijft u niet nog een roman?’ vraagt Anya. Het antwoord is simpel: ‘Daar heb ik het uithoudingsvermogen niet meer voor.’ Laten we hopen dat Coetzee met die uitspraak niet lijkt op zijn alter ego. Dit spelletje met de vorm is leuk, maar de fictieve verhaallijnen zijn niet heel erg spannend. De stukken daarboven wel, zodat het lijkt of Coetzee er maar een verhaal bij heeft geschreven om het boek te verlevendigen. Nadat hij eerst al je zekerheden aan gruzelementen heeft geslagen, komt er aan het eind ook een sprankje hoop in het bovenste deel van de bladzijde terug. Zijn laatste stukken gaan over Bach, Tolstoj en Dostojevski. En de lof die hij de laatste twee toezwaait, is zeker ook van toepassing op kunstenaars als Coetzee zelf: ‘Zij vernietigen je onzuivere pretenties; zij verhelderen je blik; zij sterken je arm.’

Coen Peppelenbos

J.M. Coetzee – Dagboek van een slecht jaar. Vertaald door Peter Bergsma. Cossee, Amsterdam, 191 blz. €22,90

Verscheen eerder in de Leeuwarder Courant, 14 september 2007.