Een jeugd in de vredesbeweging

Bepaalde romans zeggen iets over een totale generatie. De generatie die opgroeide in zwaar religieuze milieus is voldoende bedeeld met de boeken van Wolkers, ’t Hart, Siebelink en recentelijk Treur. De generatie die in de jaren tachtig opgroeide, met ouders die bij de vredesbeweging zaten, kunnen sinds kort terecht bij Een soort familie van Kees van Beijnum.

De ouders van Teun en Hans zijn fanatieke zendelingen van de vredesboodschap. In de kop van Noord-Holland, op Wieringen, tussen De Haukes, Hippolytushoef en Den Oever verspreiden zij folders en gaan ze gewapend met petities langs de deuren met de ijver van Jehovagetuigen, ware het niet dat in het gezin enigszins meewarig wordt gekeken naar mensen die geloven. De familie is de hele zaterdag onderweg en hun werk wordt argwanend bekeken door de stugge bewoners die niet net als zij elke dag aan tafel praten over politiek. Dat maakt de onderlinge verbondenheid alleen maar groter: zij met hun vieren zijn pioniers in een omgeving die in dit boek vooral lijkt te bestaan uit achterdochtige, asociale, plat pratende domkoppen.

Natuurlijk moet dat mis gaan. Teun, door wiens ogen je het verhaal volgt, ziet met verbazing dat zijn broer zich steeds meer wil onttrekken aan dat leven binnen de vredesbeweging: Hans wil gewoon zijn, net als alle anderen. Dat is te begrijpen. ‘Zijn ouders, zijn moeder voorop, verachten mensen die zich overgeven aan dom en zinloos vermaak, waartoe ze – op een uitzondering na – tv-programma’s, pretparken, cafés en, niet te vergeten, de jaarlijkse kermis in Hippo rekenen.’ Die strijd met zijn ouders loopt uiteindelijk fataal af. Dat weet je al vrij snel, maar de spanning zit vooral in de manier waarop het mis zal gaan.

Deze dikke pil leest lekker weg, waarbij je Van Beijnum helaas nooit kunt betrappen op een mooi geformuleerde zin. Wel af en toe op clichés van het type ‘machteloze woede’, maar dat bederft het leesplezier niet echt. In het begin weet je niet precies hoe de roman zich zal ontwikkelen, want dan ligt de nadruk vooral op het leven van de oudere Teun, die zijn huwelijk op de klippen heeft zien lopen en machteloos moet toezien hoe een vroegere vriend zijn vrouw en zoon heeft overgenomen. Daarnaast zit zijn carrière als kopieermachineverkoper ook in het slop. Waarom er zoveel aandacht wordt besteed aan dat latere leven is onduidelijk. Misschien om het karakter van Teun te tonen die zijn hele leven als toeschouwer naar zijn eigen bestaan lijkt te kijken, zonder ooit in te grijpen. Misschien om te laten zien dat ook hij niet in staat is een gezinsleven op te bouwen en dus lijkt op zijn ouders (en grootouders). De tocht die Teun maakt naar zijn geboortegrond werkt als een loutering voor alles wat zich daar in het verleden heeft afgespeeld. De vraag is echter of de roman als geheel niet sterker zou zijn als Van Beijnum zich had beperkt tot die verstikkende jeugd tussen ouders die het allemaal zo goed bedoelen, maar niet in staat zijn vrede in het eigen huis te stichten.

Coen Peppelenbos

Kees van Beijnum – Een soort familie. De Bezige Bij, Amsterdam. 440 blz. € 19,90.

Eerder verschenen in de Leeuwarder Courant, 11 juni 2010.