Verdwalen op nog onbekende, nog duistere wegen

Het is een productief jaar voor Jannah Loontjens. Naast de dichtbundel Dat ben jij toch verscheen Mijn leven is mooier dan literatuur. Een kleine filosofie van het schrijverschap. Dat boek is nu op blogtournee. Vandaag stelt Tzum enkele vragen aan de schrijfster.

Waarom dit boek? Wilde je inzicht in de literatuur geven aan je lezers of wilde je zelf nog iets ontdekken?

Met alles wat ik schrijf wil ik uiteraard zelf iets ontdekken, anders zou het wel erg saai worden. Maar wat ik precies wil ontdekken is van te voren niet altijd duidelijk, daar kom ik tijdens het schrijven achter. En soms pas als het boek af is. Tegelijkertijd had ik wel degelijk het gevoel dat ik een boek ging maken dat de lezer iets nieuws zou bieden. Er bestaan veel boeken over schrijverschap, maar dat zijn meestal óf literatuurwetenschappelijke beschouwingen óf dagboeken van schrijvers óf zelfhulpboeken waarin concrete tips voor de aspirant schrijver staan. Een boek waarin de meer filosofische bespiegelingen op taal en literatuur in verband worden gebracht met persoonlijke schrijf- en leeservaringen, kende ik nog niet. Dat boek wilde ik schrijven.

Je beschrijft in het boek je aarzeling om een voorpublicatie van je roman in Libelle te krijgen, maar je doet het toch om een mogelijk ander publiek aan te boren. Is je visie op deze materie veranderd sinds je recente aanvaring met Flow die een gedicht van je wilde censureren?

Nee, eigenlijk niet. Ik ben misschien idealistisch, maar ik wil geen enkel leespubliek onderschatten. Dat Flow het woord ‘fucking’ uit mijn gedicht wilde schrappen, was een grote vergissing van de redactie. Natuurlijk kun je niet zomaar een woord uit een gedicht vervangen of schrappen. Maar als Flow een gedicht in zijn totaliteit wil publiceren, zal ik dat niet weigeren.

Ik was destijds wel even bang dat mijn roman door een voorpublicatie op de site van Libelle als een ‘vrouwenboek’ gekarakteriseerd zou worden. Die angst was gelukkig ongegrond. En eigenlijk wil ik me niet door zo’n angst voor een bepaalde reputatie laten leiden. Wie mijn boek leest kan er zelf over oordelen, je moet een echte controlfreak zijn om van te voren al het imago ervan te willen kneden. Misschien zou ik dat stiekem wel willen, maar ik weet dat dat niet realistisch is.

Zolang mijn werk niet voor een politiek doel wordt ingezet, zal ik dan ook niet protesteren tegen interesse uit onverwachte hoek. Ik weet niet wie er allemaal Flow of Libelle lezen. Libelle schijnt een enorm aantal abonnees te hebben; daar moeten toch ook heel leuke, geestige mensen tussen zitten. Zou ik hen bij voorbaat al als ongeschikt voor mijn boek moeten bestempelen? Dat zou arrogant zijn. Stel dat er één iemand tussen al die mensen zit, die door mijn verhaal op verrassende gedachten gebracht wordt, ben ik al blij. Ik schrijf mijn boeken, maar wie ze lezen, daar heb ik eigenlijk niets over te zeggen.

Dat is een heel nobele reden, maar is het niet ook gewoon een commerciële afweging?

Ja, natuurlijk, dat speelt ook mee. Maar al zou ik er geen enkel extra boek door verkopen, geloof ik toch dat dit mijn instelling zou blijven. Stel dat ik in de situatie zou verkeren dat ik mijn eigen leespubliek zou mogen uitkiezen, dan zou ik dat een helse opgave vinden. Wil je dat gelijkgestemden je werk lezen? Of wil je juist mensen bereiken die je van te voren denkt nooit te zullen bereiken? Ik weet het niet.

Het lijkt of je in Mijn leven is mooier dan literatuur wat wil wegstappen van de traditie van Merlyn, met hun voorkeur voor vorm en structuur van literaire werken en je stelt dat er veel ‘schitterende autobiografische literatuur’ geschreven is. Maar in de regel ervoor schrijf je: ‘Als een zeker waarheidsgehalte zozeer afleidt van de literaire kwaliteiten, de stijl en het schrijftalent, zou autobiografische literatuur bij voorbaat gewantrouwd moeten worden.’ Daarmee blijf je toch de Merlynistische visie aanhangen?

Enerzijds wel. Om literatuur op literaire kwaliteiten te beoordelen, hoef je geen onthullende anekdotes van een auteursleven te kennen. Anderzijds is een boek niet een godskindje dat een schrijver in zijn schoot geworpen krijgt, er gaat een schrijfproces aan vooraf dat in het persoonlijke leven is ingebed. Het kan buitengewoon interessant zijn om meer van dat schrijfproces en de achtergrond van een schrijver te weten.

In mijn boek betoog ik dat het verdedigen van ‘vorm’ of ‘vent’ geforceerd is. Waarom zou je moeten kiezen tussen interesse in de literaire vorm of interesse in auteurslevens?

Je kunt de twee wijzen van lezen ook afwisselen of combineren. Vrijwel iedereen weet al enkele dingen van een schrijver, bijvoorbeeld of de schrijver een man of een vrouw is. Alleen al die wetenschap beïnvloedt hoe je een boek leest. Het is een illusie dat je een boek puur als werk op zichzelf kunt beoordelen, het werk is altijd deel van een leven, van een bepaalde tijd en cultuur.

Maar in het citaat dat je hier aanhaalt, bespreek ik literatuur die als ‘waargebeurd’ wordt verkocht. Interesse in dergelijke boeken gaat nog net een stap verder dan het zogenoemde ‘ventisme’. Bij de beoordeling van waargebeurde verhalen wordt de literaire kwaliteit soms helemaal uit het oog verloren. Ik zou zelf een boek dat erbarmelijk is geschreven, maar dat wel een waargebeurd verhaal vertelt, nooit als een goed literair boek kunnen beschouwen. Ik denk dat vrijwel iedereen het in theorie daarover eens is. En toch verkopen waargebeurde verhalen heel goed. Een waargebeurd verhaal wekt kennelijk sneller interesse dan een fictief verhaal. Dat is toch fascinerend!

Zonder meteen in defintiekwesties terecht te komen: ‘literair’ is in mijn ogen niet alleen reduceerbaar tot de vorm. De schaamte voorbij van Anja Meulenbelt zit vreselijk in elkaar, is niet echt goed geschreven, maar het boek heeft juist door het vernieuwende autobiografische karakter voor mij wel literaire waarde. Dat hangt toch af van de poëtica die je aanhangt?

Hm, tja, dan is toch wel de vraag wat je onder ‘literair’ beschouwt. Een tekst kan intrigerende informatie bevatten zonder literatuur te zijn. Ik geloof dat het toch de wijze van vertellen is die een tekst tot literatuur maakt. Maar de inhoud staat natuurlijk niet zomaar los van de vorm. Als het goed is, dwingt de inhoud een zekere vorm af. Het moet geen mal worden, waar je de inhoud in giet. De vorm hoeft ook niet geslepen of verfijnd te zijn. Zo kan een autobiografisch, rauw verhaal, juist goed zijn omdat het rauw en bot is opgeschreven. Eigenlijk is het bijna onmogelijk om de vorm zomaar van de inhoud te scheiden en toch denk ik dat literatuur tot literatuur wordt door een eigen, authentieke wijze van vertellen.

In je nawoord schrijf je dat je dit boek vrijer en persoonlijker hebt kunnen maken dan je in wetenschappelijk onderzoek kunt doen en dat is bij dit boek te begrijpen. Maar zit de wetenschap je, als romanschrijver, wel eens in de weg, omdat je meteen op metaniveau nadenkt over wat je schrijft?

Misschien soms, maar niet omdat ik gewend ben op een metaniveau na te denken, dat stoort me namelijk niet. Maar eerder omdat ik me moet lostrekken uit ideeën of theorieën die ik heb gelezen om mijn eigen denken en kronkels en dwaalwegen te hervinden. En zelf op mijn eigen manier de dingen te doorgronden. Het verdwalen op de nog onbekende, nog duistere wegen, waarop het eigen denken je soms kan meenemen, is toch het spannendste. En het meest waardevol voor het schrijven.

(CP)

Jannah Loontjens – Mijn leven is mooier dan literatuur. Een kleine filosofie van het schrijverschap. Ambo, Amsterdam, 184 blz. € 19,95.