‘Ik moet eventjes de tijd uit het oog zijn verloren en was plotsklaps versleten’

Er bestaat een verhaal over een Australiër die zijn leven per opbod heeft verkocht. Zijn werk, zijn huis, zijn vrienden en zijn barbecue: iemand anders mocht het allemaal hebben en er werd grof geboden op dit middelmatig bestaan. De meeste mensen zijn na het horen van zo’n verhaal verbaasd. Désiré Cordier is dat in eerste instantie ook, maar vervolgens raakt hij geïnspireerd. Het is zo’n slecht idee nog niet om je op je oude dag te onttrekken aan alle dagelijkse beslommeringen en ergernissen en vooral: om het verdomde zanikende wijf dat zich je echtgenote noemt uit je leven te schrappen. Voorgoed. Het hoofdpersonage in De laatkomer van Dimitri Verhulst besluit het staartje van zijn mislukte bestaan een krul te geven en bedenkt een absurd plan.

Hij pakt niet zijn koffers om te verdwijnen naar een onbekend oord. Hij zet niet zijn eigen dood in scène. Hij haalt niet dat beruchte pakje sigaretten bij de winkel om de hoek. Nee, Désiré wordt dement. Hij voert een overtuigende act op als afglijdende Alzheimerpatiënt en krijgt het voor elkaar opgenomen te worden in bejaardentehuis Home Winterlicht. Hij mag vrouw en kinderen vergeten en verder, tja. Wat, eigenlijk? Behalve een van familie gevrijwaarde omgeving levert de vlucht hem weinig op. Hij moet in bed poepen. Medicijnen slikken. Wegkwijnen voor de televisie. Ganzenborden. Kwijlen. Staren. Het vergt nogal wat vuile discipline om geloofwaardig dement te zijn, maar Désiré heeft het er graag voor over.

In Home Winterlicht gebeurt er wonderwel ook wel eens wat. ‘Commandant Alzheimer’ woont er bijvoorbeeld, een oude nazi. Désiré maakt genadeloos misbruik van de verwardheid van de man, een gemoedstoestand die met het nodige raffinement makkelijk is om te buigen naar pure angst. Het is nooit te laat voor boetedoening. Opmerkelijk is daarnaast de ontmoeting van Désiré met een tabakspuwende medebewoner, die hem feilloos door blijkt te hebben. Was hij werkelijk in de veronderstelling een origineel idee te hebben opgevat? Dat hij de enige was die een illusoir vergeten voorwendde? Wie heeft er aan het einde van zijn leven géén spijt? Wie wil er niet ontsnappen aan sleur en treurnis?

Wroeging: het is één van de hoofdthema’s van het boek, waarbij spijt om gedane zaken (Désiré toont zich uiteindelijk nog mild voor de nazi) wordt overschaduwd door spijt om dingen die nooit zijn gebeurd. Rosa Rozendaal is de gemiste kans van Désiré. Hij had lang niet aan haar gedacht. ‘Hoe een naam na vele decaden recht in je mombakkes wordt geboemerangd.’ Hij ziet Rosa terug in het tehuis. Maar dansen zoals vroeger is er niet meer bij en de kus die Désiré aan haar hoopte te geven, die ooit zijn levensloop had kunnen veranderen en dat misschien nu nog wel kan, neemt hij uiteindelijk toch mee tijdens zijn oversteek van de Styx.

Verhulst biedt, zoals we van hem gewend zijn, tegenwicht aan zware thematiek met humor en slim taalgebruik. Hij legt zijn hoofdpersonage weliswaar regelmatig flink gedateerde woorden of flauwe grappen in de mond, maar die zijn juist belangrijk voor de karakterisering. Daarbij zijn er minstens zo veel scherpe formuleringen te vinden: Désiré is een cynische grijsaard in woord en daad. Zijn vertrek naar het tehuis is hilarisch: de hele buurt loopt uit, hij laat de caravan achter de auto hangen en claxonneren terwijl hij zelf uitgelaten gedag zwaait. In zijn bejaardenkamer vervangt hij al snel de familieportretten: ‘Waar eerder mijn echtgenote met handtas klemvast onder de oksel stond te pronken onder de Eiffeltoren, stak nu de afbeelding van een afgeprijsde prosciuttoham, €1,99 voor 100 gram.’

Ook al portretteert Verhulst een oude man die denkt zoals duizenden oude mannen denken, ook al zijn de verlangens van Désiré begrijpelijk, ook al is het moedig dat hij het avontuur nog aangaat, ook al getuigt het van intelligentie dat hij een geestesziekte voorwendt: hij is en blijft een slappe zak. Eén die, daar komt hij later achter, zich eigenlijk nooit bezig heeft gehouden met zijn dochter. (‘Slik.’) Of zijn zoon. (‘Slik.’) Die hen en zichzelf decennia lang heeft laten overlopen door zijn vrouw. Dat leven wis je niet zomaar uit, hoe graag je ook wilt vergeten. En op je vierenzeventigste nog opnieuw beginnen: hij komt er een beetje laat mee. Misschien dat Désiré zich daarom – uiteindelijk – voluit kan overgeven aan zijn act: ‘Ik huil ontroostbaar en veel, spreken doe ik niet meer, tegen niemand.’

Marleen Nagtegaal

Dimitri Verhulst – De laatkomer. Atlas Contact, Amsterdam, 140 blz. € 19,95.