Luisteren doe ik niet

Laatst stond er een Marokkaan voor de deur met iets in zijn hand. Dit is geloof ik niet zo’n goede openingszin, want de lezer kan wel van alles denken. Het zou politiek correcter zijn geweest als ik dat Marokkaanse helemaal niet genoemd had. Misschien was het wel een Turk. Dit stuk komt niet meer goed.

Er stond dus een Marokkaan voor de deur met een iPad in zijn hand. Het was een heel aardig ogende jongeman, die mij wilde overtuigen donateur te worden van SOS Kinderdorpen. Ik mocht zelf bepalen welk bedrag er maandelijks van mijn rekening afgeschreven mocht worden. Ik zei dat ik dat niet wilde. Ja, ik mocht op elk moment je maandelijkse bijdrage stopzetten, maar deze organisaties speculeren erop dat je dat vergeet. ‘Daarom wil ik dat niet,’ zei ik. ‘Mag ik dan toch iets over SOS Kinderdorpen vertellen,’ vroeg hij en hij keek me met zo’n weke adolescentenblik aan. ‘Dat heeft geen zin,’ zei ik en terwijl ik dat zei vond ik mezelf hardvochtig.

Daar kwam bij dat ik ook dacht dat hij misschien zou denken dat ik zo hardvochtig was omdat hij een Marokkaan was, wat op zichzelf ook al een racistische gedachte was. Daarom was ik op de meest vriendelijke wijze afwijzend. Toen ik de deur dichtdeed dacht ik: wat ben je toch weer aan het Esther Gerritsen: dat is nodeloos nadenken daar waar anderen al lang weer tot handelen zijn overgegaan.

Esther Gerritsen zelf kan het het beste Esther Gerritsen, dat blijkt wel uit haar bundeling columns Ik ben vaak heel kort dom. Als ze op straat fietst, als ze een lezing afzegt, als ze een kopje koffie bestelt (de onderwerpen in de columns liggen vaak erg dicht bij huis) is Gerritsen zich niet alleen bewust van wat zij doet, maar ook van wat anderen denken of zouden kunnen denken. Neem bijvoorbeeld de column ‘Afstemmen’ waarin ze schrijft over een keer dat ze incheckt bij een hotel. De jongen bij de balie legt haar uit hoe ze bij de lift komt.

Onmiddellijk stop ik met luisteren, kijk hem vriendelijk aan en knik.
In mijn geest is snel een analyse gemaakt van de sociale situatie en het daarbij passende gedrag. De analyse en de daaruit voortvloeiende aanbeveling luiden: ‘Man legt route uit, vrouw zal begrijpend kijken en vriendelijk knikken.’ Dus dat doe ik, ik kijk begrijpend en ik knik vriendelijk. Luisteren doe ik niet.

Het is deze manier van denken die Gerritsen ook gebruikt in haar romans, zoals in het terecht veelvuldig genomineerde boek Dorst. De moeder (met dodelijke ziekte) en dochter in dat verhaal vullen daar ook steeds voor de ander in wat die zou denken. Meestal komen hun acties voort uit verkeerde aannames en niet goed ingeschatte veronderstellingen. Dat geeft die roman die navrante en tegelijk komische toets.

In de columns, die Gerritsen voor de VPRO-gids schreef, bereikt ze hetzelfde effect ondanks de huis-, tuin- en keukenonderwerpen. Het lijkt of de onderwerpen slechts het dagelijkse decor vormen voor iets groters wat tussen de regels wordt verteld. Het sterkst komt dat naar voren als ze schrijft over de scheiding waar ze midden in zit of, langer geleden maar even actueel, de dood van haar broer. De columns van Esther Gerritsen overstijgen de anekdote. En schrijfster om te volgen, wat ze ook maakt.

Coen Peppelenbos

Esther Gerritsen – Ik ben vaak heel kort dom. De Geus, Breda, 224 blz. € 15,-.