Van oudere mensen en Haagse bluf

Er staat een bijzonder geklede man voor het borstbeeld van Louis Couperus, op de hoek van de Surinamestraat en Javastraat in Den Haag. Zijn beige leren schoenen vloeken een beetje bij zijn witte broek. Tussen de revers van zijn blauwgestreepte jasje hangt een rode stropdas met afbeeldingen van boeken, die perfect past bij de rode zakdoek die puntig omhoogsteekt uit zijn linkerborstzak. Een goudomrande zonnebril en lange grijze lokken maken het plaatje compleet. Zijn uitstraling doet vermoeden dat hij deel uitmaakt van de Couperuswandeling die op het punt staat te beginnen.

Behalve de gids Annemarie zijn er – op de fotograaf en mijzelf na – maar twee wandelaars: de man met de dandyachtige uitstraling, die zich voorstelt als een uitgever van stripboeken, en een vriendin. Beiden zijn liefhebbers van het werk van Couperus en hebben al veel kennis van het leven van de schrijver. Op de vraag waarom hij deze wandeling maakt, antwoordt de uitgever: ‘Ik weet veel over Couperus, maar zoek nu naar een totaalbeeld. Een wandeling die alle kennis voor mij samenvoegt en bij elkaar doet passen.’ Gids Annemarie hoort dit en waarschuwt: ‘We kunnen ons niet aan de chronologische volgorde houden, hoor. We worden natuurlijk beperkt door de plattegrond van Den Haag.’

De wandeling begint bij het borstbeeld. Het is een mooie zomerdag en de zon maakt vlekken op het brons en marmer. Tenminste, totdat Annemarie uitlegt waar we naar kijken. ‘Dit borstbeeld is een typisch voorbeeld van Haagse bluf,’ vertelt ze. Van wat? ‘Haagse bluf is een toetje gemaakt van opgeklopt eiwit en bessensap. Het lijkt heel wat, maar eigenlijk stelt het niet zoveel voor. Toen dit bronzen borstbeeld onthuld werd, was het nog niet af. Er is toen een afgietsel neergezet, waar nog wel even met de bronskwast over gestreken werd. Inmiddels staat er wel een bronzen beeld, maar dat marmer is geen echt marmer. Als je goed kijkt zie je dat het een pilaar is van beton, met een dun marmerlaagje.’ Tot zover het indrukwekkende begin.

We lopen door naar de Surinamestraat 20. Toen Couperus twintig jaar oud was, woonde hij hier. Annemarie verhaalt enthousiast over die fase in zijn leven. Tegenwoordig, zo vertelt ze, is het pand eigendom van de Egyptische ambassade. ‘Het staat echter al sinds 2007 te koop, voor een kleine drie miljoen euro. Wie nieuwsgierig is naar de binnenkant, moet dus even op Funda kijken.’

We vervolgen de weg naar Surinamestraat 42. Annemarie vertelt enthousiast. Af en toe wordt ze onderbroken door vragen die gesteld worden. Soms moet ze even stoppen met praten vanwege langsrazende auto’s of scooters. We lopen over de Nassaukade, zien op de Sophialaan het huis van Couperus’ opa en poseren op Takma’s bruggetje voor een foto. Bij het geboortehuis van Couperus zien we een man die de gevel schuurt. ‘Ik moet het gedicht bevestigen,’ zegt hij, terwijl hij een houten plaat omhoog houdt, ‘zonder de gevel te beschadigen. Dat is niet te doen!’ De stripuitgever kijkt naar het geperste hout. ‘Is dat de plaquette?’ ‘Oh, nog niet de echte!’ haast de man zich te zeggen. ‘Die komt later pas. Deze hangt er tijdelijk.’ Annemarie grijnst: ‘De geschiedenis herhaalt zich.’

Het Louis Couperus Genootschap organiseert al sinds 1993 literaire wandelingen. ‘Daarmee zijn we begonnen toen De boeken der kleine zielen in de schouwburg gespeeld werd,’ zal coördinator Pieter Verhaar later die dag toelichten. ‘In de middag werden deel één en twee opgevoerd, ’s avonds deel drie en vier. Tussendoor boden wij bezoekers de mogelijkheid om een Couperuswandeling te maken.’

Verhaar vertelt dat het elke dag mogelijk is om een wandeling te maken, maar dat er wel minimaal acht aanmeldingen moeten zijn. De situatie van vandaag was blijkbaar uniek. ‘De eerste helft van 2013 zijn er ongeveer twintig groepen geweest, die begeleid werden door één van de vier beschikbare gidsen.’ En de samenstelling van de groepen? ‘We bieden wandelingen aan voor scholieren, alumni, bedrijfsgroepen en individuen. Het zijn vaak toch de kenners van Couperus’ werk die op de wandelingen afkomen. En het zijn meestal wat oudere mensen.’ Het was me, na ook een blik op de andere groep wandelaars van die dag te hebben geworpen, inderdaad al opgevallen dat de fotograaf en ik – beiden twintigers – de gemiddelde leeftijd flink naar beneden lijken te halen.

We arriveren op het Lange Voorhout, bij het standbeeld van Couperus. De kleine schrijver, met een breedgerande hoed en wandelstok in de hand, staart over onze hoofden heen. De wandeling is afgelopen. Dat de wandeling ruim twee uur duurt, kan vooraf een afschrikwekkend effect hebben, terwijl het achteraf veel langer had mogen duren, omdat het voelt alsof we nog maar een fractie hebben gezien. En terwijl ik worstel met de zware ketting die moet voorkomen dat mijn fiets gejat wordt, bedenk ik dat het mooiste aan de wandeling is dat Den Haag blijkbaar veel verborgen literaire plekjes bevat, waar ik voorheen gedachteloos langsfietste, maar die nu ineens betekenis hebben gekregen.

Marcella Veldthuis (foto’s: © Georgi Tsobekhia)

Zie voor alle activiteiten in het Couperusjaar hier.