Close reading

(Een gratis literatuurles voor de trouwe Tzum-lezer)

Dat de wereld een schouwtoneel is, waarvan ieder mens zijn deel krijgt en waarop ieder mens zijn rol speelt, werd reeds door de Nederlandse dichter Joost van den Vondel verkondigd. Het was een metafoor voor het leven, die hij had overgenomen van zijn Engelstalige meerdere William Shakespeare, die de formulering ‘All the world is a stage’ al meer dan honderd jaar tevoren welhaast als blazoen voerde. Maar ook Shakespeare, van wie critici gaarne benadrukken dat hij weinig Latijn kende en nog minder Grieks, ging toch regelmatig te rade bij zijn klassieke confraters en zou het werk van Apostolius wel eens ingezien kunnen hebben, die de wereld eveneens als een toneel beschreef en het leven als een kortstondig voorbijtrekken. Een standaardbeeld dat we bij Shakespeare terugvinden in tien beroemde regels, gesproken, gedacht in feite, door een in diepe somberheid verzonken Macbeth, als hij de rampzalige gevolgen overziet, die al zijn door ambitie gedreven misdaden uiteindelijk hebben veroorzaakt. Het gaat om deze passage:

Tomorrow, and tomorrow, and tomorrow

Creeps in this petty pace from day to day

To the last syllable of recorded time;

And all our yesterdays have lighted fools

The way to dusty death. Out, out, brief candle!

Life’s but a walking shadow, a poor player

That struts and frets his hour upon the stage

And then is heard no more. It is a tale

Told by an idiot, full of sound and fury,

Signifying nothing.

Het menselijk leven vergeleken met een kortbrandende kaars, de mens zelf een armzalig acteur, die een uurtje op het toneel van zijn leven knarsetandend heen en weer mag lopen, een brallende idioot, die niets zinnigs weet uit te brengen en dan weer voor altijd verdwijnt.

         Zo staat het er, bij Shakespeare.

Vladimir Nabokov opent zijn autobiografiese boek Speak memory met een bijna zakelijk geformuleerde beschouwing aangaande het menselijk bestaan, als volgt:

The cradle rocks above an abyss, and common sense tells us that our existence is but a brief crack of light between two eternities of darkness.

Bij Shakespeare is het levenslicht een kaarsvlam in een duisternis alom, bij Nabokov een kortstondige zonnestraal, waarin we even mogen rondkijken, alvorens de eeuwige duisternis opnieuw intreedt. Nabokov accepteert deze gang van zaken als een gegeven. Er is geen opstandigheid of zelfs maar emotie, our common sense tells us en daarmee uit. Bij Nabokov gaat het leven even aan en dan weer uit. Bij Shakespeare sleept het zich een poos lang voort in een zinloze vertoning van onmacht en waanzin. Van enig common sense is geen sprake. ‘Life is a tale told by an idiot.’ Nabokov hanteert beeldend proza en doet daarin een filosofiese uitspraak. Shakespeare neemt zijn toevlucht tot een hybride vorm van poëzie, de vijfvoetige jambe, zwaar allitererend, maar nergens rijmend, want in deze passage nothing rhymes.

Nabokov speaks for himself en beheerst zich, maar het beeld van ’two eternities’ is magistraal.

Shakespeare himself blijft, zoals altijd, buiten schot, hij spreekt middels de verhitte geest van Macbeth en gaat zo all out. Hij verknoopt zijn zinnen tot extra betekenissen, gebruikt interpunctie als symboliek en doorbreekt om die reden opzettelijk het metrum. Let er ook op hoe eenvoudig zijn taalgebruik is, het is everyday English, zoals het ook nu nog gesproken wordt, maar bedenk dat Macbeth bijna vierhonderd jaar geleden geschreven werd. Talking about English conservatism.

Laten we de tien regels die Macbeth in deze monoloog, soliloquy is het juiste woord, eens onder de loep nemen, ieder woord afwegen op functie en betekenis, op alles letten dat de betekenis van die woorden kan versterken of verdiepen. Close reading, zeg je dan.

Je moet maar het lef hebben!

        Een hele dichtregel vullen met driemaal hetzelfde woord: ‘Tomorrow, and tomorrow, and tomorrow’, en negen keer dezelfde klinker ook nog: de sombere o, de o die klinkt als een kreun. Ja, juist daarom dus, somberder en eentoniger kan het niet. De dagen kruipen voorbij, dag na dag. Gisteren wordt vandaag en vandaag wordt morgen en steeds is er weer een morgen en nog een en nog een, totdat de dood erop volgt. De alliteratie in ‘petty pace’ en ‘day to day’ versterken de monotonie nog. Maar let op hoe in regel 5 ‘day to day’ is overgegaan in ‘dusty death’. Met een vette punt erachter. Punt uit. En dan de uitroep: ‘Out out, brief candle!’ alsof Macbeth al dood wil, wat eigenlijk ook zo is. En zoals het ook zal gaan. Hij leeft na deze overpeinzing geen half uur meer.

         Een punt zetten midden in een zin doorbreekt onverbiddelijk het metrum, dus is de vraag: waarom doet Shakespeare dat? En het metrum hernemen is al helemaal onmogelijk als je Macbeth laat uitroepen: ‘Out, out brief candle!’ Zou die klontering in het metrum van deze zin, het volledig vastlopen ervan, niet heel mooi symbolies Macbeth’s eigen situatie kunnen weergeven?

        En dan, in regel 8, opnieuw een punt midden in de zin, na ‘no more’.

        En evenzo in de laatste regel, achter het woord ‘nothing’, waarna de zin niet eens meer wordt afgemaakt.

         En ineens realiseren wij ons dat je dichtregels niet alleen horizontaal kan lezen, maar soms ook verticaal. Kijk maar: ”death.’ (5) ‘no more.’ (8) ‘nothing.’ (12). Driemaal een einde met een punt, die het ritme van de zin verstoort en driemaal, in feite, achter hetzelfde woord.

         En na ‘nothing’ dan ook niets meer…

         Een leegte, na een onafgemaakte zin, voor altijd.

Er valt nog veel meer te zeggen over deze superieure passage, maar waarom zouden we dat nu doen? Wie zijn wij dat we alles willen weten? Close reading, best, maar enough is enough.

‘Heard melodies are sweet, but those unheard are sweeter,’ zei John Keats, maar wat hij daarmee bedoelde bewaren wij tot een volgende keer.

Ik dank u voor uw aandacht.

L.H. Wiener