Iets wat ze deelden

Je kunt Het laatste jaar van Dirk van Weelden het beste kenschetsen door te vertellen wat het boek niet is. Alhoewel er een foto van Van Weelden en Martin Bril op het omslag staat, kreeg het ook nadrukkelijk de aanduiding ‘roman’ mee. De achterflap zegt dat die roman ‘is gebaseerd op Dirks van Weeldens vriendschap en samenwerking met Martin Bril (1959 – 2009).’ De figuur in wie iedereen Martin Bril zal herkennen heet gefictionaliseerd ‘Brent Ramli’, de figuur in wie we Van Weelden herkennen heet ‘David Kennerwel’.

Het laatste jaar gaat over het jaar volgend op de dood van de columnist, schrijver, Bekende Nederlander, Brent Ramli. David reconstrueert hun vriendschap door naar de plaats te gaan waar die ontstond: Groningen. De fictionalisering gaat nog verder doordat Van Weelden de verschillende hoofdstukken laat vertellen door schrijfmachines, die te maken hebben met het tijdvak waarin de vriendschap verkeert. De schrijfmachines kunnen reflecteren op de gedachten en handelingen van de personages. Wie dus een groots ‘in memoriam’ van de ene schrijver voor de ander wil lezen, moet door deze constructies heen lezen.

Toch verzet je je als lezer continu tegen de opzet van Van Weelden. Als David bij de doodzieke Brent op bezoek gaat terwijl die eigenlijk geen bezoek wil staat er:

De argwaan was nog niet verdwenen, maar David zag wel dat het Brent goeddeed dat hij gekomen was. Door de mist van de jaren, het waas van de pijn en de morfine heen werden ze herinnerd aan iets wat ze deelden.

Ik merk tijdens het lezen dat ik dan denk: dit is een zelffelicitatie, dit is de ervaring van David/Dirk en niet die van Brent/Martin.

Je vraagt je dan ook af waarom Van Weelden die literaire constructies nodig heeft. In het laatste deel van het boek komt ook nog een onbekende, tevens uit Groningen afkomstige, schrijver voor die de plaats van Van Weelden wil innemen. Ik denk dat Van Weelden door de fictionalisering een afstand creëert tot Bril en zichzelf die hem in staat stelt om dingen te zeggen over het schrijverschap van hen beiden. Harde noten die hij blijkbaar niet kan of wil kraken in proza zonder literaire poespas.

Bril en Van Weelden kwamen de vaderlandse letteren binnenrollen met een gezamenlijk project: Arbeidsvitaminen. Aan dat gezamenlijke project wordt keer op keer gerefereerd in Het laatste jaar, want voor David lijkt dat startpunt ook het ijkpunt van hun literaire loopbaan en vriendschap te zijn. Nu hij zoveel jaar later terugkijkt, ziet hij dat zijn eigen schrijfcarrière nogal in het slop zit, in ieder geval niet veel oplevert en dat Brent zich is gaan storten op die columns en in de tussentijd vergeten is om zijn echt grote literaire werk te maken. Het stille verwijt in deze roman is dat hij daarmee zijn schrijverschap heeft verraden. Brent kiest voor het geld.

Professioneel en verstandig geredeneerd, dat snapte David ook wel, maar als hij zou moeten kiezen tussen meer geld of het maken van een volgend boek samen met Brent, desnoods voor niks, dan zou hij zonder aarzelen het laatste kiezen. Dat hij dan een halfjaar op een houtje moest bijten, misschien zelfs geld lenen van zijn vader of iets vergelijkbaars beschamends doen, dat had hij er wel voor over. Dood van de honger zouden ze vast niet gaan. Maar Brent dacht er zo niet over. David knikte en zweeg. Zijn ingewanden krompen ineen van triestigheid. Een vervolg op hun debuut was onmogelijk geworden.

En daarmee verraadt Brent ook de vriendschap. Binnen deze roman lijkt het of de weg die David gaat de goede is, met zijn romantische ideaal van de armoedige, lijdende schrijver, terwijl Brent kiest voor het makkelijke leven en het snelle succes van de column. Ook hier verzet ik me weer omdat ik door de tekst gedwongen wordt om de kant van David/Dirk te kiezen. Ik heb niets tegen lijdende kunstenaars, maar ik heb zeker niets tegen hardwerkende schrijvers die columns moeten schrijven om hun gezin te onderhouden. Bovendien zou ik op voorhand niet zeggen dat een column een aan de roman minderwaardig genre is. Als je het oeuvre van Van Weelden zou afzetten tegen dat van Martin Bril, ik bedoel natuurlijk het oeuvre van David tegen dat van Brent, wie heeft dan het betere werk geschreven?

Het laatste jaar is geen ode aan Martin Bril, het is een ode aan de vriendschap tussen Bril en Van Weelden aan het begin van hun carrière. Het dankwoord achterin het boek eindigt aldus: ‘Martin, waar je ook bent, dit boek is voor jou, voor ons.’ Daarmee eindigt Van Weelden in het laatste woord toch weer bij zichzelf.

Coen Peppelenbos

Dirk van Weelden – Het laatste jaar. Atlas Contact, Amsterdam, 272 blz. € 19,95.