‘Toespraken’ door de spion van God

Dit jaar wordt gevierd dat tweehonderd jaar geleden in Kopenhagen de filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) werd geboren. Naar aanleiding van die gelegenheid gaf ene uitgeverij genaamd Buijten & Schipperheijn het eerste deel uit van zijn ‘toespraken’ met de titel Voor die ene die lezen wil. Al eerder verschenen er deeltjes; het moet een integrale editie worden als ik me niet vergis. ‘Toespraken’ staat hier tussen aanhalingstekens, omdat deze religieuze teksten slechts de vorm van toespraken hebben. Bij een religieuze toespraak denk je onwillekeurig aan een preek, maar Kierkegaard vermijdt die benaming; in het voorwoord stelt hij expliciet dat hij niet de autoriteit heeft om te preken. Eveneens zegt hij dat het niet om ‘toespraken tot opbouwing’ gaat maar ‘opbouwende toespraken’, aangezien hij er geen aanspraak op wil maken leraar te zijn. Het zijn in feite meditaties.

Met enige welwillendheid kunnen we het genre van de meditatie tot het domein van de literatuur rekenen, de poëzie misschien, en helemaal als het om Kierkegaard gaat – zijn muze was Regine, ook, of vooral toen hij de verloving verbrak. Net als Nietzsche is Kierkegaard een van de meer ‘literaire’ filosofen die in plaats van één alomvattend systeem à la Hegel te ontwerpen verschillende perspectieven schetsen waarbij niet het algemeen geldende, gestolde resultaat voorop staat, maar de wording van het individu. Door deze manier van filosoferen, in combinatie met zijn in melancholie gedrenkte proza – het virus van de romantiek ging in de 19e eeuw niet aan de deuren van de filosofen voorbij – oogstte Kierkegaard postuum bewondering van schrijvers als Strindberg, Kafka en J.D. Salinger.

Voor die ene die lezen wil is alweer een paar maanden oud – Kierkegaards geboortedatum is 5 mei – maar zijn werk is vanwege de altijd voelbare zwaarmoedigheid eerder geschikt voor de herfst dan voor de lente of zomer, en aangezien de kachel in Nederland doorgaans al in augustus aan kan, vermoed ik dat deze bespreking precies op het goede moment komt. Om de sfeer er een beetje in te brengen een typerend aforisme uit een van Kierkegaards meest intrigerende boeken, Of/Of (1843), dat gelijktijdig met de ‘opbouwende toespraken’ uit Voor die ene die lezen wil verscheen:

Naast mijn overige talrijke kennissenkring heb ik nog één met wie ik intiem vertrouwd ben – mijn zwaarmoedigheid; midden in mijn vrolijkheid, midden onder mijn arbeid wenkt ze mij toe, roept me terzijde, ook al blijf ik lijfelijk waar ik ben. Mijn zwaarmoedigheid is de trouwste minnares die ik ooit heb gekend, wat wonder dan dat ik haar liefde beantwoord.

KierkegaardMet opzet citeer ik om te beginnen uit Of/of, want de ‘toespraken’ mogen dan wel gelijktijdig zijn gepubliceerd, ze geven blijk van een andere geestesgesteldheid. De ‘toespraken’ demonstreren een rotsvaste, christelijke geloofsovertuiging; bedoeld om te troosten, hoop te bieden. Of/of daarentegen is een verkenning van de uitzichtsloze gemoedstoestand waarin volgens Kierkegaard de mens vervalt die zichzelf heeft verloren, zelfs zonder zich er bewust van te zijn: de wanhoop, een thema dat hij later zou uitwerken in het virtuoze maar zeer complexe De ziekte tot de dood (1849). Waar in Of/of door middel van diverse literaire genres als aforismen, essays, brieven, en een complete roman diverse zijnsmogelijkheden tot het einde worden gedacht, ontbreekt in de toespraken elke vorm van grilligheid. Ze zijn geschreven vanuit een perspectief dat boven alle twijfel (‘een diepe en verraderlijke hartstocht’) is verheven. In tegenstelling tot zijn overige werk, waarin geheel naar de romantische mode een reeks mystificaties het woord tot de lezer richt, publiceerde Kierkegaard deze ‘toespraken’ onder zijn eigen naam. Wat dat betreft is zijn pseudonieme oeuvre één groot filosofisch spel met literatuur als middel en God als doel. Voor meer over zijn pseudoniemen en Of/of zie het informatieve maar ietwat laatdunkende stuk dat Ger Groot destijds in De Groene Amsterdammer schreef naar aanleiding van de Nederlandse vertaling.

Het was overigens een ironisch moment om rond 5 mei van dit jaar het gezicht van Kierkegaard, die weinig van de massa(pers) moest hebben, pontificaal op de cover van De Groene te zien. In het ditmaal sympathiekere artikel, De Socrates van Kopenhagen, las ik dat Heidegger, ondanks dat hij zeer door Kierkegaard werd beïnvloed, hem uit schaamte zo min mogelijk zou hebben geciteerd. Ook al begrijp ik Heidegger heel goed, vanwege Kierkegaard besloot ik mijn schaamte terzijde te schuiven toen ik dit boekje ter bespreking kreeg aangeboden. Uit Kierkegaards werk, en dit geldt ook voor deze stichtelijke teksten, spreekt een gelukzalige stilte. Zelfs als Kierkegaard bedwelmd lijkt, extatisch – waardoor hij af en toe moeilijk is te volgen – neem ik dat voor lief. Met andere woorden, Kierkegaard bezorgt het christendom een goede naam. Het helpt dat zijn voorstelling van God een entiteit is voorbij de rede. Geen moraalridder, verzekeraar, brave huisvader, Sinterklaas, sadist of tiran; bij Kierkegaard is God bijna een nihilist, hij representeert het oneindige, oftewel het eeuwige. Geen auteur die de opdracht om voor de eeuwigheid te schrijven zo letterlijk heeft opgevat als hij.

Ook Kierkegaard zelf lijkt zich te schamen voor zijn ‘toespraken’. In het voorwoord typeert hij het boekje als ‘iets overbodigs’: ‘Het wil het liefst in het verborgene blijven, zoals het ook in een schuilhoek tot stand kwam.’ Deze opmerking heeft vermoedelijk minder te maken met de retoriek van de bescheidenheid dan met de wetenschap dat woorden vervliegen of worden misverstaan wanneer iemand ze aan de openbaarheid schenkt, al spreekt hij eveneens de verwachting uit dat het boekje zal worden gevonden en begrepen door die ene. En passant geeft Kierkegaard daarmee antwoord op de vraag wat het schrijverschap inhoudt: mededelen in de wanhopige veronderstelling dat iedereen je zal negeren of misverstaan, maar in de vaste overtuiging dat er één is die je hoort en begrijpt, al ben je diegene zelf – en anders is God er nog altijd.

De laatste jaren verscheen er een stroom aan nieuwe edities van Kierkegaards hoofdwerken, en ik dacht zelfs dat ook Uitgeverij Damon naar een integrale editie van de ‘toespraken’ streeft (met andere vertalers), maar deze kleine boekjes, die prettig zijn vormgegeven – in tegenstelling tot de schreeuwerigheid van het gemiddelde zelfhulpboek – verdienen minstens zo veel sympathie. Het zijn teksten uit de marge van een groots filosofisch oeuvre, terwijl ze er toch het hart en de ziel van vormen. Ze herinneren eraan dat geloof, spiritualiteit en bezieling geen loze begrippen hoeven te zijn.

Johannes van der Sluis

Søren Kierkegaard – Voor die ene die lezen wil. Vertaald uit het Deens en van commentaar voorzien door Lineke Buijs en Andries Visser. Buiten & Schipperheijn Motief, 144 blz. € 15,-.