Vorige week berichtte de krant dat uitgeverij Coppens & Frenks ermee stopt. Ondanks de doorgaans lyrische recensies kregen de prachtig uitgegeven, door George Coppens uit de vergetelheid opgedoken klassiekers zelden een groot lezerspubliek. Aan mij heeft het niet gelegen. De auteursnamen in hun fonds deden meestal weinig bellen rinkelen maar die boeken kon ik gewoon blind kopen. Juan Filloy, Loys Masson, Hermann Ungar? Er zat toch nooit een miskleun tussen.

Dankzij Coppens & Frenks stuitte ik op zeker moment ook op de schrijver Sadegh Hedayat. Weer zo’n auteur, nooit van gehoord. En wederom geheel ten onrechte, want nadat ik zijn roman De blinde uil (1937) had gelezen, wist ik dat ik de naam Hedayat nooit meer zou vergeten.

Roos bij graf Sadegh Hedayat

In De blinde uil verhaalt de verteller tegen zijn schaduw over zijn leven, liefde en angsten, dóódsangsten, de dood wálmt letterlijk van elke pagina. De uiterst zwartgallige vertelling speelt zich af in een soort tussenwereld, tussen slapen en waken, droom en delirium, leven en dood. Het verhaal zit vol herhalingen, alles is cyclisch en haakt in elkaar, er is géén coherent tijdsverloop, het is nergens eenduidig, het is kortom: niet na te vertellen. Een meesterwerk.

Sadegh Hedayat blijkt een van de grootste schrijvers van Iran te zijn. De blinde uil wordt gerekend tot de hoogtepunten van de 20e-eeuwse, Perzische literatuur. Maar gingen de fotograaf en ik naar Teheran om zijn graf te zoeken? Nee, wij gingen naar Parijs, voor andere doden. Op Père-Lachaise, waar het altijd-prijsschieten is met de hobby, stippelden we zorgvuldig een route uit op de plattegrond. Hoe meer dode schrijvers, hoe beter. En toen bleek ook hij, Hedayat, daar te liggen, onder een vreemd piramideachtig bouwwerk.

In De blinde uil schrijft Hedayat wanneer de verteller in een koortsdroom door een onbekend landschap rijdt:

Daartussen waren asgrijze huizen te zien, in de vorm van driehoeken, kubussen of prisma’s […] Het was onvoorstelbaar dat enig levend wezen ooit deze huizen bewoond zou hebben.

Eind 1950 verruilde Hedayat Teheran, waar hij een succesvol schrijversbestaan leidde, voor Parijs. Doelgericht. Hij huurde een klein appartement aan de Rue Championnet nummer 37, plakte alle gaten en kieren dicht en vergaste zichzelf op 4 april 1951. Het geld voor zijn begrafenis had hij duidelijk zichtbaar in een van zijn broekzakken gestoken. Geld voor een asgrijs huis in een droomnecropool.

Roos Custers (foto: © Dolf Verlinden,)