Recensie: Peter Drehmanns – De man die brak
En onderweg verdwalen ze
De man die brak, de welgeteld achtste roman van de voormalige literaire criticus van Vrij Nederland en NRC Handelsblad Peter Drehmanns is een verontrustend boek. Opnieuw naar het schijnt wanneer men de kritieken op eerder werk op de achterflap leest. En dat is een goede zaak. Het is al heel wat als een roman de lezer in beweging c.q. beroering weet te brengen.
Bent u vrij? Die woorden. Die woorden zijn de eerste die ik hoor sinds het is gebeurd. De eerste woorden van de eerste klant op een dag die – zoveel is zeker – ik nooit zal vergeten. Bent u vrij? Een gewetensvraag bijna.
Een prikkelend begin, in medias res, gelijk gebruikmakend van een kanteling van de betekenis van een gewoon, ogenschijnlijk onschuldig zinnetje. Er is wat gebeurd, het kan alleen maar iets ernstigs zijn. De spanningsboog wordt moeiteloos aangetrokken.
De lezer stapt om half tien ’s ochtends in bij taxi driedubbelnegendubbel als een van de schimmen in de achteruitkijkspiegel van een chauffeur ‘die uitsluitend de wielen moet laten spreken’ maar van wie de hersenpan danig op stoom is. We rijden rond in een naar het lijkt samengeraapte stad. Af en toe, verdienste van de schrijver, heb je het idee dat je een straat, een museum, een restaurant of een monument herkent. Maar dan sta je net met je verkeerde beentje in een metropool op het continent als blijkt dat het geheel zich afspeelt op een eiland. Een eiland in het hoofd van Drehmans en in het hoofd van de lezer. De schrijver, zoals het hoort, als mozaïeklegger.
Zo is ook de taxi waar de mensen instappen een eiland. Voor de passagiers met hun verhalen en hun ‘bagage’, maar zeker voor de chauffeur, die met zichzelf in het reine tracht te komen, voor wie de taxi een verfoeid oud beest is maar ook een cocon waar hij vooralsnog veilig is, met het meisje van de centrale als de stem die hem stuurt. ‘Gelukkig hoef ik zelf niet te bepalen waar ik heen moet. Ik zou reddeloos verloren zijn.’
De taxichauffeur is een voormalig leraar, afkomstig van een continent. Hij is getrouwd met de, naar het zich laat aanzien, veel te veeleisende journaliste Liz. Een foto van haar prijkt op zijn dashboard. Driehonderdduizend kilometer heeft hij het stuur al omklemd. Maar heeft hij háar wel genoeg onder handen genomen?
Bijzonder handig maakt Drehmanns gebruik van het feit dat er nu eenmaal verschillende passagiers instappen op een dag, elk met hun eigen stem. Het zorgt voor een natuurlijk geheel, ook al is de gedachtegang van de chauffeur associatief, om het maar mild te zeggen. Feitelijk weet de schrijver zeer overtuigend een beginnende gekte weer te geven. Een brein dat nog maar net van de hak op tak springt alvorens het helemaal doordraait, explodeert en daarna, met sterke medicatie, wordt uitgedoofd. Via zijn soms verwarde protagonist weet Drehmanns de meest uiteenlopende zaken aan te kaarten.
Ga met hem mee, spring op die carrousel en laat je duizelig draaien door zijn verhaal totdat het gaat schuimen in je hoofd en alle wespen en horzels verdrinken.
Hoewel de chauffeur zich veelal ergert aan de verhalen van de klanten – zij verslijten hem vaak voor ongeletterd, hij laat ze doorgaans in de waan –, zijn ze in zekere zin ook een reddingsboei. Zolang hij in gesprek is, wordt hij even afgeleid ‘van wat er zich tussen hem en Liz heeft afgespeeld’. Al weet hij via allerlei (onverwachte) zijpaden toch steeds weer terug te keren naar dat wat eens zijn thuis was. Er is geen weg terug, zoveel wordt wel duidelijk.
Elk hoofdstuk c.q. elke rit wordt afgesloten met een cursief, waarin vanuit een heel ander perspectief de situatie nog eens nader wordt belicht. Drehmanns is een schrijver die lezers wakker houdt door ze zo nu en dan eens flink door elkaar te schudden. Een aantal passagiers zijn via omwegen met elkaar verbonden en geven elk hun eigen kijk op een gebeurtenis. Niets is wat het lijkt. Goed zo, breng de lezer maar uit balans. Gedachten en feitelijke uitspraken zijn ook in het dagelijkse leven bijna nooit in evenwicht.
Rond twaalf uur stuurt de centrale taxi 3399 naar een boekhandel. Daar staat een man in een spijkerbroek en een sleets colbertje.
Het portier van mijn wagen opent zich als de kaft van een boek. Een lezer komt binnen. Hij gaat naast me zitten. Passagiers die menen voorin plaats te moeten nemen, doen dat vanuit misplaatste overtuiging dat de chauffeur dit prettiger vindt, dat er dan geen sprake is van een hiërarchische verhouding.
Het is duidelijk, de taxi komt langs bij Drehmanns zelf. Althans bij het personage dat acht romans heeft geschreven en net een ‘zeer succesvolle lezing’ heeft gegeven. Met veel zelfspot sneert deze schrijver over het boekenvak. Hilarisch. Hij laat even in zijn keuken kijken.
… mijn boeken gaan over mannen die op weg worden gestuurd door hun baas of door een bepaalde rusteloosheid. En onderweg verdwalen ze, raken ze het spoor bijster. [ … ] Aan psychologische of psychoanalytische verklaringen heb ik een broertje dood. De lezer moet zelf maar uitmaken waarom mijn personages ontsporen. Ik wil geen sluitende verklaring geven want de werkelijkheid is in wezen ondoorzichtig.
Zo is het! Tongue in cheek. Deze auteur had geen beter naam kunnen hebben. Neen, hij is geen draaikont, maar een man die mooie cirkels maakt rond de waarachtige kern. ‘Eeuwig je oordeel opschorten.’ De chauffeur geeft commentaar:
Volgens Liz denken schrijvers dat ze de werkelijkheid moeten aftroeven, overtroeven met zogenaamd choquerende maar in werkelijkheid volstrekt ongeloofwaardige verhalen. Toen ze een keer zoets zei, antwoordde ik, fervente liefhebber van fictie, dat journalisten gefrustreerd zijn omdat ze zich aan de feiten moeten houden en daarom geneigd zijn tot overdrijving, vervorming, verminking.
Zo rond het middaguur is de temperatuur bij de chauffeur tot het kookpunt gestegen. Nadat hij een demente vrouw thuis heeft gebracht – een moment van helderheid en compassie – staat er een zwarte toverdokter op hem te wachten. Die zal hem wel even genezen. Er treedt een zekere, vreemd genoeg prettige, welhaast reinigende, verruwing op naar mate de dag c.q. de roman vordert. Wat er gebeurd is, is eigenlijk vanaf het begin duidelijk, maar dat toe er niet toe. De weg naar ‘de ontknoping’ is het belangrijkst.
Ze zullen zeggen dat het niet goed is wat ik heb gedaan. Dat ik fout ben. Alsof ik een som ben die niet goed is uitgerekend. En daarom moet ik, ik moet … Ze zullen alles overhoop halen. De kasten, de kisten, de laden. Zelfs mijn naam zullen ze openbreken en doorvlooien. Net zo lang tot ik niet meer weet hoe ik heet. Ze zullen me kwijt maken. Des te beter.
We draaien het riedeltje nog maar eens af: het is belangwekkend dat poëtisch taalgebruik niet gezocht is. Drehmanns’ personage kan heel mooi literair ‘raaskallen.’ De man die brak is een kostelijke, wrede en tegelijk ontroerende kakofonie. Hoe duister de wereld (van Drehmanns) ook is, er is altijd hoop in de taal.
Guus Bauer
Peter Drehmanns – De man die brak. Marmer, Baarn. 224 blz. € 16,95.