Walseriade

Tien jaar geleden, aan het begin van het nieuwe millennium, verbleef een jongeman op kosten van de Nederlandse staat en zijn lieve ouders drie maanden in Berlijn, een verblijf dat slechts werd onderbroken door een paar dagen Nederland om in een te ruim corduroy pak op het huwelijk van zijn broer te dansen op The Summer of 69 van Bryan Adams. Hij had een kamer bij een jonge verpleegster gehuurd vlak bij de Schönhauser Allee. De verwarming deed het niet, maar dat was niet erg want hij liep praktisch de hele dag door de metropool, soms de pas inhoudend bij museum of dierentuin, boeken- en platenwinkels, en de universiteitsbibliotheek aan Unter den Linden om enkele Duitse filosofen te doorgronden.

’s Avonds nam hij plaats in het theater aan de Schiffbauerdamm, waar hij stukken van Brecht en Strindberg zag, of hij luisterde thuis naar AM radio om de dierlijke geluiden te overstemmen van de jonge verpleegster en haar atletische vriend die de liefde aan het bedrijven waren. Hij nuttigde voornamelijk döner kebab, Libanees, Bratwurst en het zwarte bier Köstritzer, Indiaas, Chinese instantnoodles en Ritter Sport. Als hij ’s avonds thuis was telefoneerde hij met zijn vriendin – iemand anders moest haar later gelukkig maken –, die zich tijdens de gesprekken geregeld beklaagde dat de jongeman geen mobiele telefoon tot zijn beschikking had.

In de wijk Charlottenburg floot hij op een middag naar een meisje zodat hij eens wist hoe dat voelde, maar daar schrok hij zo van dat hij een hoek om vluchtte en naar meisjes fluiten heeft hij sindsdien nooit meer gedaan. Hij bezocht een spookhuis in een voormalige bunker, waar een parttime waarzegster, die slechts die ene middag dienst had, zijn hand las, en wier voorspelling naderhand aardig accuraat is gebleken.

Robert Walser (1)In de weekends, weer of geen weer, zwierf hij rond in Potsdam, en op een avond las hij de roman Die Geschwister Tanner van de Zwitserse schrijver Robert Walser (1878-1956), waarvan hij zich later niets meer herinnerde maar die een onuitwisbare indruk op hem heeft gemaakt. Toen hij later de naam Robert Walser hoorde, dacht hij met een verpletterende weemoed terug aan die ene herfst in Berlijn. Pas veel later kon hij het weer aan om wat van Walser te lezen (Der Spaziergang) en weer veel later en in andere omstandigheden belandde de niet meer zo jonge jongeman op een website – hij was inmiddels in het bezit van een laptop – waar een dame kort proza van Walser had geplaatst met haar eigen vertaling ernaast. Af en toe las hij hier wat van, en afgezien van het feit dat hij Robert Walser liever op papier las, had het proza net als dat van Nescio zo’n krachtige uitwerking dat hij aan een paar zinnen genoeg had voor een paar weken.

Tot zijn geluk werd een selectie van de vertaalde korte ‘prozastukjes’, waar Walser er meer dan duizend van schreef, gebundeld in De vrouw op het balkon en andere prozastukjes. Franz Kafka las ze voor aan Max Brod ‘met een ongekend enthousiasme, helemaal verrukt, ja bijna uitdagend’. De jongeman was Kafka niet, maar hij wilde ze ook graag voorlezen. Er was alleen niemand in de buurt, en daarom dacht hij: als Zwarte Piet het anno 2013 niet doet, dan hoop ik maar dat er volwassenen zijn die dit magische boek in het schoeisel van een ander volwassen (of minder volwassen) kind leggen, opdat velen er straks zelf in mogen lezen of er iemand anders uit voorlezen.

Johannes van der Sluis

Robert Walser – De vrouw op het balkon en andere prozastukjes. Vertaald uit het Duits door Machteld Bokhove en met een nawoord van Cyrille Offermans. Uitgeverij Parrèsia. 158 blz. € 15,95.