Een collega op de hogeschool waar ik lesgeef, zei altijd tegen jongens die tijdens een presentatie hun handen in de broek hielden: ‘Ja, ze zitten er nog.’ Het is een gekend probleem, niet alleen bij presentaties, maar ook bij fotosessies: waar laat je je handen. Opeens lijken het overbodige aanhangsels te zijn geworden die vast zitten aan die al even onhandelbare armen. Handen zijn onhandig bij foto’s.

In 1865 (ongeveer) toen deze foto gemaakt werd, had je bovendien nog last van een iets langere sluitertijd dan nu. Het was zaak om je zo onbeweeglijk mogelijk op te stellen. Een hand in de broek voorkomt in ieder geval dat je hem beweegt, De andere hand van Dickens steunt op een boek op een tafel, de vingers geknakt.

Volgens het bijschrift van het National Media Museum liet Dickens dit portret maken als carte de visite, misschien wel de voorloper van het visitekaartje. Het waren kleine foto’s op een kartonnen achtergrond die je gaf aan vrienden en bekenden. De Fransman André Adolphe Eugène Disdéri is de bedenker van het genre. Deze foto van Dickens is gemaakt in de studio van John & Charles Watkins. In Nederland kennen we de Leidse portrettenfotograaf Israël David Kiek, die vooral bekend is geworden van zijn foto’s van studenten en het Nederlandse woordenboek heeft verrijkt met het eponiem ‘kiekje’.

(foto via Flickr, The Commons)