Zesde hoofdstuk

Daden en meningen van Hieronimus in zijn jongensjaren, en hoe hij naar school ging.

019

  1. Van Hieronimus’ vroegste levensjaren

    Zal ik u de details besparen,

    Omdat zijn loopbaan tot op dit moment

    Nog te weinig toppen en dalen kent.

  2. Ik kan u dus over zijn heldendaden

    Slechts weinig opzienbarends verraden,

    Behalve dat het grootste deel van zijn tijd

    Aan eten en drinken was gewijd.

  3. Maar één talent zal ik niet verhelen:

    Hij hield ervan om met meisjes te spelen,

    Al bleek hij evenzeer een kei

    In domme streken en plagerij.

  4. Ook leerde hij, naar ik u kan melden,

    Moeiteloos vloeken, liegen en schelden,

    En heeft hij in de buurt allicht

    Veel andere kinderen zeer gesticht.

  5. Ook het snoepen viel onder zijn talenten,

    Met name van nootjes, rozijnen en krenten,

    En gaf men hem geld, kocht hij meteen

    De allerlekkerste heerlijkheên.

  6. Hij had niets op met zijn broers en zussen

    En liet zijn vader de ruzies sussen,

    Zijn moeder was goedig en tengevolge van dien

    Geneigd zijn geplaag door de vingers te zien.

  7. Ook was hij veel groter dan andere kinderen,

    In hardlopen waren zij allen zijn minderen;

    Zijn kracht was waarachtig eersterangs

    En wie hem ergerde kreeg er van langs.

  8. Doordat hij zo sterk was van lijf en leden

    Verrichtte hij thuis ook veel werkzaamheden

    Waaronder het voederen van het vee,

    Iets wat hij zonder mopperen dee.

  9. Ook gaf hij soms water aan de paarden

    En bewees in het halen van bier zijn waarde,

    Of liep naar het ganzen- of kippenhok vlug

    En kwam met een kakelvers ei terug.

  10. Was ook verder een domme, aardige jongen,

    Had bovendien een krachtig stel longen,

    En klom op de sofa en stak voor de grap

    Een preek af, dat vonden zijn ouders knap.

  11. Want zij voelden een innig welbehagen

    Toen ze zijn vele talenten zagen.

    ‘Dat kind,’ zo zeiden ze, ‘is me daar echt

    Voor dominee in de wieg gelegd!’

  12. Vooral zijn moeder, die goed had onthouden

    Wat mevrouw Snater haar voor had gehouden

    (Naast wat ze nog verder gehoord had toen)

    Wist van blijdschap gewoon niet wat te doen.

  13. Want alles leek ertoe bij te dragen

    De zaak van nature te laten slagen

    En in haar ogen (zo dacht ze verblijd)

    Was de dominee al haast een feit.

  14. En bijgevolg werd daarom de jongen

    tot het volgen van onderwijs gedwongen,

    Al deed men hem daarmee weinig plezier

    Want hij was meer een spelletjesdier.

  15. Van boeken wilde hij eerst niets weten,

    (Die werden meteen op de grond gesmeten)

    En bij het ABC voelde hij dan

    Het kraken van zijn hersenpan.

  16. Maar om hem die kennis bij te brengen

    Hanteerde zijn meester (een hele strenge!)

    Met gretigheid de stok en het riet,

    Wat Jobje geen andere keuze liet,

  17. Wanneer hij geen zin had om iets te leren,

    Dan zich hardhandig te laten corrigeren,

    Ja, die leermeester van Hieronimus

    Was een uitmuntend didacticus

  18. Die op die manier een succes wist te maken

    Van deze en andere Herculestaken,

    En het duurde nog geen elf jaar, of zie:

    Reeds had Jobsje het spellen onder de knie.

  19. Maar of hij even zo snel leerde lezen

    Is tot op de dag van vandaag onbewezen;

    Ik moet u bekennen dat ik niet weet

    Hoe oud hij werd, voor hij dát deed.

  20. Enfin, hoe lang het ook had moeten duren,

    Men kon hem nu naar het gymnasium sturen

    (Een schooltype dat geschikt heet te zijn

    Voor het leren van Grieks en vooral Latijn.)

  21. Hoe het Hieronimus daarbij vergaan is

    En wat zijn verdere levensloopbaan is

    Is voor de lezer vooralsnog de vraag,

    Daarom nu het volgende hoofdstuk graag!