Negende hoofdstuk

Hoe de zigeunerin Oeralindijne eveneens vanwege Hieronimus om raad wordt gevraagd en de kunst van het handlezen beheerst.

  1. Toen het gezelschap, gerust en tevreden,

    De tijd aan iets anders wilde besteden,

    Verscheen op vader Jobs bordes

    Uit het niets een oude zigeuneres.

  2. Haar oermoeder was een van de Woestijne,

    Zelf heette ze echter Oeralindijne,

    Egypte was ooit haar vaderland

    En haar moeder al eerder als heks verbrand.

  3. Gaf je die vrouw een hand te lezen

    Voorspelde ze ieders lot en wezen,

    Zodanig helder dat het wel leek

    Alsof het gebeurd was net vorige week.

  4. Menig meisje vertelde ze van tevoren

    Dat ze tot bruid was uitverkoren,

    Wist ook al de naam van de bruidegom,

    Als ging ze met hem al jaren om.

  5. Ze voorspelde verbeten wachtende erven

    Dat hun rijke ooms binnenkort zouden sterven

    En weldra (hoogst opmerkelijk!)

    Stierven die ooms dan daadwerkelijk.

  6. Ook bijna wanhopige echtlui of -lieden

    Wist ze weer blijde hoop te bieden,

    Omdat de fatale partner al gauw

    (Voorspelde ze) niet meer leven zou.

  7. En menige geurende, opgedofte

    IJdeltuit troostte ze met de belofte

    Dat hij ondanks zijn belachelijkheid

    Sjans had bij iedere domme meid.

  8. Steeds wist ze haar boodschap zo in te kleden

    Dat iedereen blij was en tevreden,

    En wijze dubbelzinnigheid

    Hielp haar vaak uit de verlegenheid,

  9. Ze kon ieder een blije toekomst aanpraten:

    Kruit, kogels en erekruis de soldaten,

    Wie arm was werd (zei ze) slapende rijk

    En matrones beloofde ze ’t hemelrijk.

  10. Haar reputatie was onomstreden,

    Maar ondanks haar vele deskundigheden

    Had ze vaak last met de hermandad,

    Want af en toe dan stal ze wel eens wat.

  11. Kortom, niemand kon met haar concurreren,

    Zelfs Endors heks kon van haar nog wat leren,

    Want in liegen en handlezerij

    Was er geen zigeunerin beter dan zij.

  12. Zodra mevrouw Jobs haar komst had vernomen,

    Is ze schielijk naar buiten gekomen

    En heeft in de huisdeur (zo neem ik aan)

    De vrouw als volgt te woord gestaan.

  13. ‘Mijn lieve mevrouw Oeralindijne,’ zei ze

    ‘U zou me een grote dienst bewijzen,

    Als u me kon vertellen wat

    Het lot voor mijn zoonlief in petto had.

  14. Wees zo vriendelijk ons op een briefje te geven

    Wat onze Hieronimus in het leven

    Te wachten staat in de loop der tijd,

    Vertel het ons in alle openheid.’

  15. ‘Madame!’ antwoordde ze zonder mankeren,

    ‘Laat mij zijn handpalm maar inspecteren,

    Dan voorspel ik u, als eerbare vouw,

    Zijn verre toekomst waarheidsgetrouw.’

  16. Men liet meteen Hieronimus komen,

    Wiens hand door haar ter hand werd genomen

    Die toen zij hem uiterst nauwkeurig bekeek

    Tamelijk ongewassen bleek.

  17. Ze bestudeerde aldus van beide kanten

    De handpalm van zijn rechterhand en

    Bracht elk lijntje en vlakje in kaart

    Geheel naar chiromanten-aard.

  18. Vervolgens zweeg ze een poosje stille,

    Waarna ze, gelijk een Griekse Sybille

    Mompelend tussen haar tandenspleet,

    De volgende voorspelling deed:

  19. ‘Ik zie, mijn kind, voor mijn geestesoog en

    Door mijn bijzondere geestesvermogen,

    Alles wat het verborgen lot

    Je brengen zal. Met jouw schallende strot

  20. Zul je menig booswicht ter aarde strekken

    En menig zondaars berouw opwekken,

    Zodat er velen hier, groot en klein,

    Ooit door jouw preken gesticht zullen zijn.

  21. Je zult de vromen zowel als de kwaden

    Waarschuwen voor ziels- en lichaamsschaden,

    En je wordt tot nut van het algemeen

    Een opgewekt hoeder van iedereen.

  22. Ooit zul je de wijsheid hier van de daken

    Schreeuwen en algemeen indruk maken;

    En wat je met wijdopen mond dan zegt

    Wordt beslist door niemand weerlegd.

  23. Helaas moet ik het verder vermijden

    Je nog meer in je toekomst in te wijden,

    Me dunkt, je hebt genoeg gehoord,

    Dus, mijn zoon, ga in vrede en zo voort!’

  24. Dat waren haar eigen woorden en Jobjes

    Vader en moeder zeer in hun nopjes

    Met het blijde vooruitzicht dat

    De zigeunerin hun geboden had,

  25. Waardoor ze hun zoon allebei in gedachten

    Van een plaats op de kansel verzekerd achtten,

    Want wat Oeralindijne gezegd had daar,

    Was immers helder en zonneklaar!

  26. De zigeunerin verliet daarop de woning,

    Voorzien van een niet geringe beloning,

    Ze was, beweert men, de hoek nog niet om,

    Of ze lachte zich bijna krom,

  27. Waarna de heer Jobs en zijn echtgenote,

    De rector ten spijt, eenstemmig besloten:

    ‘Hieronimus zal aan de universiteit

    Tot theoloog worden opgeleid!’

  28. Dus begeeft de zoon van de Senater

    Zich hierna op weg naar de Alma Mater,

    Nadat ik u eerst nog heb meegedeeld

    Hoe het afscheid zich heeft afgespeeld.