Liefde in de ‘homoscene’ in Berlijn

Willem Bijsterbosch publiceerde tot op heden twee poëziebundels: Motief ontkend en Alarmfase een; Handlangers is zijn prozadebuut. Op het omslag van die korte roman staat een jongen van een jaar of zeventien, achttien afgebeeld, draaiend aan een immens wiel, gekleed in een tenue dat vage herinneringen aan de jaren dertig oproept.

bijsterbosch handlangersDe fraaie foto is van Arkadi Schaichet, dateert uit 1936 en ademt met veel nadruk de sfeer van het socialistisch realisme waarop het Rusland van na de revolutie het patent had. Niemand zet zo’n foto zonder bedoelingen voorop een boek, en al evenmin kiest een schrijver zo maar een motto van Frank Wedekind. Welnu dan, Bijsterbosch’ roman is realistisch; zij het — godlof — van elke socialistische boodschap gespeend. Het decadente Berlijn van toen en nu is het decor, en het onderwerp is een homoseksuele liefdesgeschiedenis.

De ik-verteller is een Nederlandse jongeman, midden twintig, die in een Berlijnse nachtkroeg ene Bernd ontmoet, een ‘schoffie uit Berlijn-Wedding’, en op hem verliefd wordt. Zodra beide mannen de kroeg verlaten worden ze in elkaar geslagen en Bernd belandt in het ziekenhuis. De ‘ik’ bezoekt hem daar een paar maal en reist uiteindelijk naar Nederland terug. Vol gedachten aan Bernd, vat hij zijn reguliere, promiscue leven, waar Anton, een oudere nicht, ‘mijn bijna kale en weinig kapitaalkrachtige mecenas’, de enige constante is. Totdat Bernd overkomt: dan ontvouwt zich langzaam maar zeker het spel van verliefdheid en jaloezie dat Anton ten slotte terzijde stelt en de beide jongemannen de gelegenheid biedt samen de wijk naar Berlijn te nemen.

Een happy end, kortom, maar niet met rozengeur en maneschijn overgoten: ‘Daar ergens… wacht dat schoffie uit Berlijn-Wedding, die gabber uit de kelderkroeg en, tenminste voor de komende weken, de chef.’ Voor de komende weken, ja, want hoe lang twee mensen ‘handlangers’ blijven — die hulpen in de ‘huishouding van je leven’ — laat zich niet voorspellen.

Een liefdesgeschiedenis die zich in de homoscene van Berlijn afspeelt, is in de literatuur verre van een nieuw gegeven: ‘Berlijn ohne Schwule ist wie Adam ohne Eva’ heet het, en dat hebben bijvoorbeeld Christopher Isherwood, Jaap Harten en Bernard Sijtsma voortreffelijk verbeeld. Het is de verdienste van Willem Bijsterbosch dat hij aan hun verhalen het nodige weet toe te voegen: de wisselwerking tussen Anton, die Berlijn uit de jaren dertig kent, en Bernd, die er nu middenin zit; stelt Bijsterbosch in staat een vergelijking tussen toen en nu te maken. In een stijl die me soms een tikje schatplichtig aan Jaap Harten lijkt, doet hij dat zonder voorbehoud goed. Bijsterbosch’ typering van een ‘kelderkroeg’ anno nu, bijvoorbeeld, deed me denken aan een lied van Grace Jones over New York: welnee, het is hier geen oorlog, het is alleen maar het kreunen en steunen van een metropool.

Dat Bernd, eenmaal in Nederland, voor zijn vriendje de baan op gaat om wat geld te verdienen, en dat het dan uitgerekend Anton moet zijn die hij in het park aan zijn gerief helpt, is mij in de wisselwerking tussen Anton en Bernd wat veel van het goede. En voor een tamelijk recht-toe-recht-aan verhaal is de flaptekst onbegrijpelijk cryptisch. Maar dat zijn dan ook de enige ‘maars’ die ik tegen Bijsterbosch proza-debuut heb: drie mannen, in hoge mate van elkaar afhankelijk, maar met heel verschillende levensstijlen en verwachtingen, tot leven wekken is geen geringe verdienste.

Anton Brand

Willem Bijsterbosch – Handlangers. Bert Bakker, Amsterdam.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden, 13 september 1985.