Boa

Soms ontkom je er niet aan om mensen tegen de haren in te strijken, zoals in dit geval de liefhebbers van katten en van boa’s.

Ook deze week vond ik bij het vogelstation in de voortuin – eerder een park, de vroegere bewoners van het gebouw waarin de schrijf annex slaapcel zich bevindt gebruikten het om in te brevieren – tot tweemaal toe een paar aangevreten gevederde vriendjes. Verplaatsing van de voederplaats naar de achterzijde, in de hoop dat de aanblik van het kerkhof de jagers enigszins zou afschrikken, bracht geen verbetering. Nog meer vogellijken, middernachtelijke krolse gevechten op het hete zinken dak van de schuur en excrementen op de zerken en tussen de planten. Een (doden)tuin vol met toxoplasma gondii. Voer voor de hypochonder. Al dagen heb ik inmiddels geen mus of sijs gezien. Zelfs de brutale apen blijven weg, daarmee in dit geval de eksters, kauwen en kraaien bedoelend.

Heb jij daar ook last van beste initiaalgenoot? Lost de jongeheer Jasper dit met een blaf en een grom op, of zijn er in de Eifel niet zoveel poeslieve huisdieren?

Buitenkatten hebben wel iets weg van Nederlandse kinderen in een restaurant. Pa en ma zijn rustig aan het dineren – aan het slempen met wat vrienden, niets op tegen – terwijl het kroost tot ergernis van personeel en de andere gasten heen en weer rent tussen de tafels, de uitspanning gebruikt voor hun apenspel. ‘Zijn ze niet aandoenlijk,’ hoor je de beschwipste ouders dan vertederd roepen. Diepe zucht.

Hondenbelasting is discriminatoir, met een smoes opgelegd. De straat moest worden ontdaan van de uitwerpselen. Prima. Herinnert u zich die motor nog met zuigslang? Al snel uit het A’damse straatbeeld verdwenen. Nog wel in Anna Paulowna geloof ik. De hondeneigenaar heeft een opruimplicht. Prima. Maar hoe zit het met de kattenliefhebber? Waarom is er geen kattenbelasting? De buitenkatten doen aardig hun best alhier. ‘Maar mijn Maus komt nooit buiten.’ Kattenbakkorrels vormen met wegwerpluiers een substantieel onderdeel van de afvalberg.

Komen we nu op de boa, daarmee niet de wurgslang bedoelend – alhoewel – en al evenmin de Zuid-Koreaanse zangeres, maar de buitengewoon opsporingsambtenaar. (De cursus kost rond de 90 euro ex btw en het examen kan digitaal worden afgenomen. Juist. Een goede basis is nooit weg.) Een stokoude ex-buurman vroeg mij hem te vergezellen naar de oogarts. Hij zou gedruppeld worden en op de terugweg zo goed als blind zijn. Ik wachtte met zijn hondje in de ontvangsthal van de privékliniek. Uw inktslaaf gaat niet alleen met mensen van de straat om!

‘Als je rechtuit loopt dan is daar een bankje,’ zei ik toen we aangeland waren bij de ingang van het stadspark. ‘Ik doe even wat boodschappen daar aan de overkant.’

Met twee volle tassen liep ik even later het park in. Ik versnelde toen ik een enorme kerel bij de ex-buurman zag staan.

‘Wat is hier aan de hand?’

‘Meneer krijgt een bon, vanwege het niet tijdig verwijderen van hondenuitwerpselen. De Algemene Politie Verordening schrijft voor …’

Niet al te goed opgelet bij de cursus. Het heet tegenwoordig Algemene Plaatselijke Verordening. De koppelriem van de man hing vol me allerlei extra attributen: een enorme zaklantaarn, allerlei tasjes en mapjes – was dat nu een pepperspray of een deodorant? – en een grote leren hoes op de plek waar bij een politieagent een pistool hangt.

‘Maar de man ziet bijna niets.’

Ik graaide in de zak van de ex-buurman en trok de afspraakkaart van de kliniek eruit.

‘Ook blinden moeten hondenpoep opruimen. En als ze dat niet kunnen moet iemand anders dat voor ze doen.’

‘Geen probleem, ik ruim het wel even op.’

‘Te laat, veel te laat.’

Door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld. Al jong ingeprent. De ex-buurman en ik bleven even op het bankje zitten. Een meneer in een scootmobiel stopte voor onze neus en zei: ‘Weet u wat het is met die gasten. Het zijn bijna allemaal machtswellustelingen. Sommigen zijn jaren werkloos geweest, afgekeurd voor het leger, voor de politie, weet ik veel, en krijgen dan ineens een uniform en zo’n modern elektriek bonnenboek. Overijverige baasjes. Ze zitten hier af en toe in de bosjes te wachten. Het probleem is dat ik niet kan bukken. Dus ja, ik kon er op wachten. Toen ik mijn identiteitskaart uit mijn broekzak haalde, viel er een reclamefoldertje op de grond. Goed voor een tweede prent. Zwerfvuil.’

Het zal u niet verbazen dat je in het literaire wereldje – een slangenkuil immers – ook weleens de medemensch van het type boa tegenkomt. Je heb niet veel fantasie nodig om er de overdreven gevulde koppelriem van de onlangs verworven macht bij te denken.

Guus Bauer