Stemmige verhalen uit het oosten

Prettig vormgegeven boekjes zijn het, de korte verhalenreeks van Uitgeverij Podium. Eerder verschenen bundels van George Sanders, over wie veel goeds is gezegd, en van F. Scott Fitzgerald. Het nieuwe deel is van de Turkse schrijver Sait Faik Abasıyanık (1906-1954). De naam zei mij niets, wat weinig zegt, maar hij behoort tot de klassieken van de moderne Turkse literatuur. De bundel heet Verhalen uit Istanbul. Dat is niet de oorspronkelijke titel, want de verhalen komen uit verschillende bundels; de meeste verhalen spelen zich af in Istanbul. Er zijn ook schrijvers geweest die een stad bewust als ‘hoofdpersoon’ voor een boek kozen. Zo zijn er The Dubliners van Joyce en de Romeinse verhalen van Alberto Moravia. Deze verhalen uit Istanbul hebben wel wat weg van die van Moravia. Zowel Sait Faik als Moravia beschrijft voornamelijk vanuit het perspectief van de ‘working class’ (obers, winkelbediendes, schoenmakers, bootwerkers, vissers etc.). Sait Faik is wel wat weemoediger gestemd dan Moravia.

Waarom Sait Faik zich voornamelijk richt op de arbeidersklasse wordt wellicht duidelijk aan de hand van zijn levensgeschiedenis, die door Murat Isik in zijn mooie nawoord wordt verteld:

Hij had een complexe relatie met zijn autoritaire vader, wat er zelfs toe leidde dat hij zijn achternaam veranderde. Toen bij het stichten van de Turkse republiek in 1923 iedereen bij wet verplicht werd een achternaam te voeren, koos de vader van Sait Faik voor de achternaam Abasızoğlu. ‘Aba’ is de mantel die arme mensen dragen, en Abasızoğlu betekent letterlijk: “zoon van een man zonder aba.” Met deze naam benadrukte zijn vader de welgestelde positie van zijn familie. Sait Faik moest daar weinig van hebben en veranderde zijn achternaam in Abasıyanık, wat zoveel betekent als: “hij wiens aba is verbrand.”

Kortom, omgekeerd snobisme.

Sait Faik

Murat Isik legt ook uit dat hij naast Sait Faik de initialen SF gebruikte of Adalı, wat eilandbewoner betekent, omdat hij de laatste jaren van zijn leven met zijn moeder samenwoonde op het eiland Burgazada, vlak bij Istanbul. Eigenlijk zou ik het hele nawoord van Isik willen citeren, want daarin wordt alles verteld wat er verteld moet worden over deze schrijver en zijn werk; de verhalen vertellen de rest. Laat ik daarom eens mijn mond houden en een iets groter citaat nemen uit een van de hoogtepunten, het verhaal ‘De priester’ in het hart van het boek, over een priester die een ‘aards’ leven leidt, mooi vertaald door Hanneke van der Heijden:

Hij nam nogmaals een handje aarde. De aarde was rood en vochtig. Hij smeerde haar in zijn baard.

‘Er zit ijzer in, mangaan, fosfor, kalk, van alles,’ zei hij. ‘De zaden kan ik wel begrijpen. Die zijn als een graanschuur, als een soort ei. Maar aarde, daar begrijp ik niets van. Chemici die analyses uitvoeren zeggen dat er van alles en nog wat in zit. Maar hoe kan het dan dat zij de zaden alleen dat geeft wat ze nodig hebben? Ruime hoeveelheden geur, kleur, mineralen, vitamines, staal, fosfor, arsenicum, suiker en weet ik wat nog meer?’

‘Maar aarde is toch niet het enige? Er is toch ook nog water? En zon?’

‘Die komen naar mijn idee op de tweede plaats, want ze zijn niet zo bescheiden als de aarde. Regen, die lijkt altijd in afwachting van een verzoek, een gebed. Als die op de aarde neerplenst zijn we blij, dan danken we God. De aarde is ook niet als de zon, die staat te stralen dat hij iedereen iets geeft, dat iedereen het zonder hem wel kan vergeten, dat er dan geen leven mogelijk is. Ze ligt daar maar stilletjes onder onze voeten, besmeurt de hele winter onze laarzen en kleren, ligt er doods, donkerrood, geel, asgrijs, pikzwart bij. Zodra het lente wordt stort ze al haar vreugde over ons uit. Dan deelt ze aan één stuk door ruimhartig uit en bereidt ons een feestdag. De weilanden staan vol met klaver, de heuvels met klaprozen en madeliefjes. Zelfs de bezemstruiken lachen. Ze geeft zonder er iets voor terug te vragen, gul en vrijgevig. Als de tijd gekomen is, als ze het welletjes vindt met die feestelijkheid neemt ze het allemaal weer in zich op, verteert het en baart. Verteren en baren, dat is wat ze doet. Mannen niet, maar vrouwen zijn beslist uit aarde voortgekomen. Moeder aarde, moeder aarde! Ieder vrouwelijk wezen heeft iets aards. Wij mannen zijn misschien kinderen van de zon, de lucht, het water, maar vrouwen zijn beslist afkomstig uit de aarde.’

Hij strooide de grond over de aubergineplantjes uit.

‘Heb jij mijn stem weleens gehoord?’ vroeg hij toen opeens.

Ik ben blij de weerbarstige stem van Sait Faik te hebben gehoord. Deze levendige, sfeervolle, stijlvolle, poëtische en soms metafysische verhalen uit de poort naar Azië bieden inzicht in een andere cultuur en traditie en zijn van harte aanbevolen voor mensen die lijden aan nostalgie, weemoed en andere vormen van melancholie.

Johannes van der Sluis

Sait Faik Abasıyanık – Verhalen uit Istanbul. Vertaald door Hanneke van der Heijden, Podium, Amsterdam, 254 blz. € 19,50.