Ontregelende vorming

De schijnbaar eenvoudige Vlaamse Kempen vormen het decor van Bart Meulemans romandebuut. In de omgeving van Turnhout wentelt een jonge, anoniem blijvende hoofdpersoon zich in het begin nog zonder zorgen door zijn bestaan. Als peuter op de fiets met zijn moeder of als jonge knaap spelend op het schoolplein is er van het onbestemde verlangen dat hij als tiener zal voelen weinig sprake. Deze alledaagse omgeving, die elk buitenissig avontuur onmogelijk maakt, weet Meuleman door zijn gedetailleerde, poëtische taalgebruik aanvankelijk boeiend te beschrijven. Sommige passages maken duidelijk dat er in dit verhaal een dichter aan het werk is die zich met verve aan de romankunst waagt. Meuleman schetst uiterst precies de eenzelvigheid van het leven in een kleine stad en laat deze gebeurtenissen overvloeien in quasi-romantische beschrijvingen van het omringende landschap, met een hoofdrol voor de rivier de Aa.

meuleman jongste zoonNaarmate de hoofdpersoon ouder wordt, komen barsten in het geheel. Door de kennismaking met de werken van een bonte verzameling kunstenaars ontstaat bij de jongeman het verlangen om in zijn verbeelding te ontsnappen aan de grenzen van zijn weinig opwindende geboortestreek. Sommige van de door hem bewonderde kunstenaars bezitten weliswaar sterke connecties met Turnhout, toch zijn het hun creaties die het bestaan en de afkomst van de hoofdpersoon ontregelen. Zoals de ik-figuur op een bepaald moment zegt: ‘Kunst moet veel meer vervormen, in de vervorming zit de ontzetting en die zoek ik.’

De diepgaande kennis die Meuleman hierdoor tentoonspreidt over het leven en werk van deze kunstenaars is indrukwekkend. In diverse fragmenten geeft hij onder meer uitleg over de auteur Maurice Gilliams, de zangeres en Andy Warhol-icoon Nico, de filmregisseur Fassbinder, de dramaturg Jan Decorte, de schilder Mondriaan, de dichter Hans Faverey en de architect Paul Neefs. Deze uitweidingen maken duidelijk dat het zwaartepunt in het leven van het hoofdpersonage langzaam aan verschuift naar de verbeelde werkelijkheid. Tegelijk veroorzaakt het echter een enorme stijlbreuk in de roman. De verteltoon is in deze theoretische passages bij wijlen zo academisch en essayistisch dat de terugschakeling naar de verhaallijn over het leven van de jongeman erg geforceerd aandoet.

Gezien de belangstelling die het hoofdpersonage koestert voor ontregelende, vervormde kunst zou de gefragmenteerde tekst van deze roman symbool kunnen staan voor de richtingloze ontwikkeling van de hoofdpersoon. In die betekenis daagt De jongste zoon het traditionele patroon van de bildungsroman uit: de jongeman zal Turnhout uiteindelijk verlaten voor een grotere stad, maar zijn ontwikkeling leidt allesbehalve tot een volledig en eengemaakt slot. Het doel in zijn vormingsjaren is eerder, zoals bij de kunst van Mondriaan, ‘een zo goed als niets meer denken’ en een speurtocht naar ‘wat het weglaat’. De afwisseling tussen de verschillende verhaallijnen en stijlen verloopt echter zo abrupt, dat hier eerder sprake lijkt van onkunde dan van opzet. Jammer genoeg haalt dit de kracht uit het verhaal. Dit is vooral spijtig omdat Meuleman zich meermaals een begenadigd verteller toont met een rijk vocabularium. Was de tekst iets meer gepolijst, dan had De jongste zoon de perfecte aanfluiting van de bildungsroman kunnen zijn.

Charles Derre

Bart Meuleman – De jongste zoon. Querido, Amsterdam. 288 blz. € 19,95.